deelnemen
Dutch (Brabantic)
/ˈdeːlneːmə(n)/
verb
Definitions
- (intransitive) to take part, to partake, to participate
Etymology
Compound from Dutch, Flemish deel (part, piece, partial, share, portion) + Dutch, Flemish nemen (take).
Origin
Dutch (Brabantic)
nemen
Gloss
take
Concept
Semantic Field
Possession
Ontological Category
Action/Process
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aandeel Dutch, Flemish
- aannemen Dutch, Flemish
- achterdeel Dutch, Flemish
- afnemen Dutch, Flemish
- beetnemen Dutch, Flemish
- benemen Dutch, Flemish
- bestanddeel Dutch, Flemish
- boekdeel Dutch, Flemish
- dagdeel Dutch, Flemish
- deel Dutch, Flemish
- deelcertificaat Dutch, Flemish
- deelgemeente Dutch, Flemish
- deelgenoot Dutch, Flemish
- deelneemster Dutch, Flemish
- deelnemer Dutch, Flemish
- deelneming Dutch, Flemish
- deelregering Dutch, Flemish
- deelstaat Dutch, Flemish
- deelteken Dutch, Flemish
- deeltijds Dutch, Flemish
- deelverzameling Dutch, Flemish
- deelvraag Dutch, Flemish
- gebiedsdeel Dutch, Flemish
- gevangennemen Dutch, Flemish
- hernemen Dutch, Flemish
- innemen Dutch, Flemish
- landsdeel Dutch, Flemish
- leeuwendeel Dutch, Flemish
- lichaamsdeel Dutch, Flemish
- meenemen Dutch, Flemish
- merendeel Dutch, Flemish
- nadeel Dutch, Flemish
- nemen Dutch, Flemish
- nemer Dutch, Flemish
- onderdeel Dutch, Flemish
- ondernemen Dutch, Flemish
- ontnemen Dutch, Flemish
- oordeel Dutch, Flemish
- opnemen Dutch, Flemish
- reservedeel Dutch, Flemish
- schaamdeel Dutch, Flemish
- smaldeel Dutch, Flemish
- stadsdeel Dutch, Flemish
- tegendeel Dutch, Flemish
- terugnemen Dutch, Flemish
- toenemen Dutch, Flemish
- uitnemen Dutch, Flemish
- vernemen Dutch, Flemish
- vierdeel Dutch, Flemish
- voordeel Dutch, Flemish
- voornemen Dutch, Flemish
- waarnemen Dutch, Flemish
- wegnemen Dutch, Flemish
- werelddeel Dutch, Flemish
- werkneemster Dutch, Flemish
- werknemer Dutch, Flemish
- woorddeel Dutch, Flemish
- zinsdeel Dutch, Flemish
- dælniman Old English
- dǣl Old English
- niman Old English
- negara bagian Indonesian
- dêel Middle Dutch
- nēmen Middle Dutch
- deel
- nemen
- nemer
- nadeel
- innemen
- benemen
- aandeel
- dagdeel
- opnemen
- oordeel
- afnemen
- vernemen
- hernemen
- vierdeel
- uitnemen
- smaldeel
- boekdeel
- zinsdeel
- voordeel
- meenemen
- aannemen
- toenemen
- ontnemen
- wegnemen
- waarnemen
- deelstaat
- deelteken
- deelnemer
- voornemen
- tegendeel
- deelvraag
- woorddeel
- landsdeel
- stadsdeel
- beetnemen
- onderdeel
- werknemer
- deeltijds
- merendeel
- achterdeel
- ondernemen
- terugnemen
- werelddeel
- deelgenoot
- deelneming
- schaamdeel
- leeuwendeel
- bestanddeel
- gebiedsdeel
- reservedeel
- deelregering
- lichaamsdeel
- deelneemster
- werkneemster
- deelgemeente
- gevangennemen
- deelcertificaat
- deelverzameling