standvastig
Dutch (Brabantic)
/stɑntvɑstiɡəx/
adj
Definitions
- strong, steadfast, steady
Etymology
Compound from Dutch, Flemish stand (estate, stand, standing, position, class, stock) + Dutch, Flemish vast (fixed, stuck, stable, steady, solid, resistant, secure)+ Dutch, Flemish ig (-y, -ish, y, -ed, -ful, -ive, -ous).
Origin
Dutch (Brabantic)
ig
Gloss
-y, -ish, y, -ed, -ful, -ive, -ous
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- Bijbelvast Dutch, Flemish
- achterstand Dutch, Flemish
- adelstand Dutch, Flemish
- afstand Dutch, Flemish
- bestand Dutch, Flemish
- bijstand Dutch, Flemish
- boerenstand Dutch, Flemish
- burgerstand Dutch, Flemish
- grondwaterstand Dutch, Flemish
- handstand Dutch, Flemish
- honkvast Dutch, Flemish
- hoogstand Dutch, Flemish
- ig Dutch, Flemish
- middenstand Dutch, Flemish
- misstand Dutch, Flemish
- omstandig Dutch, Flemish
- omstandigheid Dutch, Flemish
- proefstand Dutch, Flemish
- rechtvaardig Dutch, Flemish
- rotsvast Dutch, Flemish
- slaapstand Dutch, Flemish
- stand Dutch, Flemish
- standbeeld Dutch, Flemish
- standenvergadering Dutch, Flemish
- standplaats Dutch, Flemish
- standpunt Dutch, Flemish
- standvis Dutch, Flemish
- standvogel Dutch, Flemish
- standwild Dutch, Flemish
- stilstand Dutch, Flemish
- vast Dutch, Flemish
- vastberaden Dutch, Flemish
- vastbijten Dutch, Flemish
- vastgoed Dutch, Flemish
- vasthouden Dutch, Flemish
- vastknopen Dutch, Flemish
- vastlopen Dutch, Flemish
- vastplakken Dutch, Flemish
- vaststellen Dutch, Flemish
- vastvoetig Dutch, Flemish
- vastzetten Dutch, Flemish
- vastzitten Dutch, Flemish
- visstand Dutch, Flemish
- wapenstand Dutch, Flemish
- weerstand Dutch, Flemish
- weervast Dutch, Flemish
- welstand Dutch, Flemish
- wisselvallig Dutch, Flemish
- vast Middle Dutch
- vas Afrikaans
- *stand Old Dutch
- ig
- vast
- stand
- bestand
- afstand
- misstand
- vastgoed
- standvis
- welstand
- honkvast
- bijstand
- weervast
- visstand
- rotsvast
- standwild
- standpunt
- adelstand
- omstandig
- handstand
- vastlopen
- stilstand
- weerstand
- hoogstand
- vastzitten
- standbeeld
- standvogel
- wapenstand
- slaapstand
- vasthouden
- vastbijten
- proefstand
- vastzetten
- vastvoetig
- Bijbelvast
- vastknopen
- vaststellen
- vastberaden
- middenstand
- achterstand
- burgerstand
- boerenstand
- standplaats
- vastplakken
- rechtvaardig
- wisselvallig
- omstandigheid
- grondwaterstand
- standenvergadering