deel
Dutch (Brabantic)
/deːl/
noun
Definitions
- part, piece
- volume (of a book or album)
Etymology
Inherited from Middle Dutch dêel inherited from Old Dutch dēl inherited from Proto-Germanic *dailą (part, deal).
Origin
Proto-Germanic
*dailą
Gloss
part, deal
Concept
Semantic Field
Quantity
Ontological Category
Person/Thing
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- Dalton English
- afterdeal English
- bedeal English
- deal English
- dealable English
- dealer English
- dealest English
- dealeth English
- dealie English
- dealing English
- dealmaker English
- dealmaking English
- dealth English
- dealwood English
- dealy English
- fardel English
- foredeal English
- forthdeal English
- half-deal English
- interdeal English
- megadeal English
- misdeal English
- ordeal English
- overdeal English
- postdeal English
- predeal English
- redeal English
- self-deal English
- somedeal English
- teilzone English
- thill English
- thiller English
- underdeal English
- diili Finnish
- Abteil German
- Achtzehntel German
- Anteil German
- Bauteil German
- Bestandteil German
- Blechteil German
- Deal German
- Diele German
- Dreißigstel German
- Einzelteil German
- Eisdiele German
- Elternteil German
- Erbteil German
- Ersatzteil German
- Gegenteil German
- Großteil German
- Hauptteil German
- Körperteil German
- Lokalteil German
- Metallteil German
- Nachteil German
- Neunzehntel German
- Ortsteil German
- Redeteil German
- Sechzigstel German
- Sprachteil German
- Teil German
- Teilarbeitslosigkeit German
- Teilchen German
- Teilmobilmachung German
- Teilpächter German
- Teilsatz German
- Teilsieg German
- Truppenteil German
- Viertel German
- Vorteil German
- Weichteile German
- Zehntel German
- Zwanzigstel German
- Zweiunddreißigstel German
- Zwölftel German
- dreiteilig German
- fünfteilig German
- großenteils German
- mehrenteils German
- mehrteilig German
- meistenteils German
- teilhaben German
- teilnehmen German
- teilweise German
- vierteilig German
- zehnteilig German
- zwanzigteilig German
- aan Dutch, Flemish
- aandeel Dutch, Flemish
- aandeelbewijs Dutch, Flemish
- aandeelhebber Dutch, Flemish
- aandeelhebster Dutch, Flemish
- aandeelhouder Dutch, Flemish
- aandeelhoudster Dutch, Flemish
- aandelenbelegger Dutch, Flemish
- aandelenbeurs Dutch, Flemish
- aandelenbezit Dutch, Flemish
- aandelenbezitter Dutch, Flemish
- aandelenemissie Dutch, Flemish
- aandelenhandelaar Dutch, Flemish
- aandelenmarkt Dutch, Flemish
- aandelenuitgifte Dutch, Flemish
- achter Dutch, Flemish
- achterdeel Dutch, Flemish
- bestand Dutch, Flemish
- bestanddeel Dutch, Flemish
- boek Dutch, Flemish
- boekdeel Dutch, Flemish
- certificaat Dutch, Flemish
- dag Dutch, Flemish
- dagdeel Dutch, Flemish
- deal Dutch, Flemish
- deelcertificaat Dutch, Flemish
- deelgemeente Dutch, Flemish
- deelgenoot Dutch, Flemish
- deelneemster Dutch, Flemish
- deelnemen Dutch, Flemish
- deelnemer Dutch, Flemish
- deelneming Dutch, Flemish
- deelregering Dutch, Flemish
- deelstaat Dutch, Flemish
- deelteken Dutch, Flemish
- deeltijds Dutch, Flemish
- deelverzameling Dutch, Flemish
- deelvraag Dutch, Flemish
- gebied Dutch, Flemish
- gebiedsdeel Dutch, Flemish
- gemeente Dutch, Flemish
- genoot Dutch, Flemish
- integendeel Dutch, Flemish
- land Dutch, Flemish
- landsdeel Dutch, Flemish
- leeuw Dutch, Flemish
- leeuwendeel Dutch, Flemish
- lichaam Dutch, Flemish
- lichaamsdeel Dutch, Flemish
- meer Dutch, Flemish
- merendeel Dutch, Flemish
- na Dutch, Flemish
- nadeel Dutch, Flemish
- nadelig Dutch, Flemish
- nemen Dutch, Flemish
- onderdeel Dutch, Flemish
- oordeel Dutch, Flemish
- oordelen Dutch, Flemish
- regering Dutch, Flemish
- reserve Dutch, Flemish
- reservedeel Dutch, Flemish
- reserveonderdeel Dutch, Flemish
- schaamdeel Dutch, Flemish
- schamen Dutch, Flemish
- smal Dutch, Flemish
- smaldeel Dutch, Flemish
- staat Dutch, Flemish
- stad Dutch, Flemish
- stadsdeel Dutch, Flemish
- tegen Dutch, Flemish
- tegendeel Dutch, Flemish
- teken Dutch, Flemish
- tijd Dutch, Flemish
- verzameling Dutch, Flemish
- vier Dutch, Flemish
- vierdeel Dutch, Flemish
- voor Dutch, Flemish
- voordeel Dutch, Flemish
- voordelig Dutch, Flemish
- vooroordeel Dutch, Flemish
- vraag Dutch, Flemish
- wereld Dutch, Flemish
- werelddeel Dutch, Flemish
- woord Dutch, Flemish
- woorddeel Dutch, Flemish
- zin Dutch, Flemish
- zinsdeel Dutch, Flemish
- dealer French
- *dʰayl- Proto-Indo-European
- *dailiz Proto-Germanic
- *dailiþō Proto-Germanic
- *dailą Proto-Germanic
- *dala- Proto-Germanic
- *dalą Proto-Germanic
- dal Old English
- dæl Old English
- dāl Old English
- dale Middle English
- deale Middle English
- del Middle English
- thille Middle English
- afdeling Danish
- dil Serbo-Croatian
- andil Indonesian
- bagian Indonesian
- negara Indonesian
- negara bagian Indonesian
- onderdil Indonesian
- achterdeel Middle Dutch
- andeel Middle Dutch
- dêel Middle Dutch
- meredeel Middle Dutch
- ordeel Middle Dutch
- *deil Old High German
- dilla Old High German
- teil Old High German
- bestanddeel Afrikaans
- dèilig Gaelic, Scottish Gaelic
- dille Middle High German
- Aachtel Luxembourgish, Letzeburgesch
- Bestanddeel Luxembourgish, Letzeburgesch
- Deel Luxembourgish, Letzeburgesch
- Dill Luxembourgish, Letzeburgesch
- Nodeel Luxembourgish, Letzeburgesch
- Virdeel Luxembourgish, Letzeburgesch
- dēl Old Dutch
- dēl Middle Low German
- dēl Old Saxon
- Deel Low German
- Deel Pennsylvania German
- Hinnerdeel Pennsylvania German
- tajla Silesian
- na
- dag
- aan
- zin
- vier
- voor
- smal
- deal
- meer
- land
- tijd
- boek
- stad
- vraag
- leeuw
- nemen
- staat
- woord
- teken
- tegen
- wereld
- genoot
- gebied
- achter
- nadeel
- nadelig
- aandeel
- oordeel
- lichaam
- dagdeel
- schamen
- bestand
- reserve
- vierdeel
- oordelen
- boekdeel
- gemeente
- smaldeel
- zinsdeel
- voordeel
- regering
- deelstaat
- deelnemer
- deelteken
- tegendeel
- deelnemen
- deeltijds
- deelvraag
- woorddeel
- stadsdeel
- landsdeel
- voordelig
- onderdeel
- merendeel
- deelgenoot
- achterdeel
- werelddeel
- deelneming
- schaamdeel
- verzameling
- bestanddeel
- integendeel
- certificaat
- leeuwendeel
- vooroordeel
- gebiedsdeel
- reservedeel
- lichaamsdeel
- deelregering
- deelgemeente
- deelneemster
- aandeelbewijs
- aandelenbeurs
- aandelenbezit
- aandeelhebber
- aandelenmarkt
- aandeelhouder
- aandeelhebster
- aandeelhoudster
- deelverzameling
- deelcertificaat
- aandelenemissie
- aandelenbezitter
- aandelenuitgifte
- reserveonderdeel
- aandelenbelegger
- aandelenhandelaar