onderdeel
Dutch (Brabantic)
noun
Definitions
- component
Etymology
Prefix from Dutch, Flemish deel (part, piece, partial, share, portion).
Origin
Dutch (Brabantic)
deel
Gloss
part, piece, partial, share, portion
Concept
Semantic Field
Quantity
Ontological Category
Person/Thing
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aandeel Dutch, Flemish
- achterdeel Dutch, Flemish
- bestanddeel Dutch, Flemish
- boekdeel Dutch, Flemish
- dagdeel Dutch, Flemish
- deel Dutch, Flemish
- deelcertificaat Dutch, Flemish
- deelgemeente Dutch, Flemish
- deelgenoot Dutch, Flemish
- deelnemen Dutch, Flemish
- deelregering Dutch, Flemish
- deelstaat Dutch, Flemish
- deelteken Dutch, Flemish
- deeltijds Dutch, Flemish
- deelverzameling Dutch, Flemish
- deelvraag Dutch, Flemish
- gebiedsdeel Dutch, Flemish
- landsdeel Dutch, Flemish
- leeuwendeel Dutch, Flemish
- lichaamsdeel Dutch, Flemish
- merendeel Dutch, Flemish
- nadeel Dutch, Flemish
- oordeel Dutch, Flemish
- reserve Dutch, Flemish
- reservedeel Dutch, Flemish
- reserveonderdeel Dutch, Flemish
- schaamdeel Dutch, Flemish
- smaldeel Dutch, Flemish
- stadsdeel Dutch, Flemish
- tegendeel Dutch, Flemish
- vierdeel Dutch, Flemish
- voordeel Dutch, Flemish
- werelddeel Dutch, Flemish
- woorddeel Dutch, Flemish
- zinsdeel Dutch, Flemish
- negara bagian Indonesian
- onderdil Indonesian
- dêel Middle Dutch
- deel
- nadeel
- reserve
- dagdeel
- oordeel
- aandeel
- smaldeel
- boekdeel
- zinsdeel
- voordeel
- vierdeel
- deelvraag
- woorddeel
- landsdeel
- stadsdeel
- deelstaat
- deelteken
- deelnemen
- merendeel
- deeltijds
- tegendeel
- achterdeel
- werelddeel
- deelgenoot
- schaamdeel
- leeuwendeel
- bestanddeel
- gebiedsdeel
- reservedeel
- deelregering
- deelgemeente
- lichaamsdeel
- deelcertificaat
- deelverzameling
- reserveonderdeel