vierdeel
Dutch (Brabantic)
noun
Definitions
- one of four equal parts; a quarter
- a section of a town; a quarter
Etymology
Compound from Dutch, Flemish vier (four) + Dutch, Flemish deel (part, piece, partial, share, portion).
Origin
Dutch (Brabantic)
deel
Gloss
part, piece, partial, share, portion
Concept
Semantic Field
Quantity
Ontological Category
Person/Thing
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- Arbeiterviertel German
- Geschäftsviertel German
- Rotlichtviertel German
- Stadtviertel German
- Teil German
- Vergnügungsviertel German
- Viertel German
- Viertelfinale German
- Vierteljahr German
- Vierteljahrhundert German
- Viertelnote German
- Viertelstunde German
- Wohnviertel German
- vier German
- vierteljährlich German
- aandeel Dutch, Flemish
- achterdeel Dutch, Flemish
- bestanddeel Dutch, Flemish
- boekdeel Dutch, Flemish
- dagdeel Dutch, Flemish
- deel Dutch, Flemish
- deelcertificaat Dutch, Flemish
- deelgemeente Dutch, Flemish
- deelgenoot Dutch, Flemish
- deelnemen Dutch, Flemish
- deelregering Dutch, Flemish
- deelstaat Dutch, Flemish
- deelteken Dutch, Flemish
- deeltijds Dutch, Flemish
- deelverzameling Dutch, Flemish
- deelvraag Dutch, Flemish
- gebiedsdeel Dutch, Flemish
- klavertjevier Dutch, Flemish
- landsdeel Dutch, Flemish
- leeuwendeel Dutch, Flemish
- lichaamsdeel Dutch, Flemish
- merendeel Dutch, Flemish
- nadeel Dutch, Flemish
- onderdeel Dutch, Flemish
- oordeel Dutch, Flemish
- reservedeel Dutch, Flemish
- schaamdeel Dutch, Flemish
- smaldeel Dutch, Flemish
- stadsdeel Dutch, Flemish
- tegendeel Dutch, Flemish
- vier Dutch, Flemish
- vierdaags Dutch, Flemish
- vierduitenstuk Dutch, Flemish
- vierduitstuk Dutch, Flemish
- vierhoekig Dutch, Flemish
- vierkant Dutch, Flemish
- viermotorig Dutch, Flemish
- vierpuntsdruktoets Dutch, Flemish
- vierspan Dutch, Flemish
- viertal Dutch, Flemish
- viervoeter Dutch, Flemish
- vierwieler Dutch, Flemish
- voordeel Dutch, Flemish
- werelddeel Dutch, Flemish
- woorddeel Dutch, Flemish
- zinsdeel Dutch, Flemish
- frtalj Serbo-Croatian
- negara bagian Indonesian
- dêel Middle Dutch
- vier Middle Dutch
- fiorteil Old High German
- vier Afrikaans
- vier
- deel
- nadeel
- dagdeel
- oordeel
- aandeel
- viertal
- vierspan
- smaldeel
- boekdeel
- zinsdeel
- voordeel
- vierkant
- deelvraag
- woorddeel
- landsdeel
- stadsdeel
- vierdaags
- deelstaat
- deelteken
- deelnemen
- onderdeel
- merendeel
- deeltijds
- tegendeel
- vierwieler
- vierhoekig
- achterdeel
- viervoeter
- werelddeel
- deelgenoot
- schaamdeel
- viermotorig
- leeuwendeel
- bestanddeel
- gebiedsdeel
- reservedeel
- deelregering
- vierduitstuk
- deelgemeente
- lichaamsdeel
- klavertjevier
- vierduitenstuk
- deelcertificaat
- deelverzameling
- vierpuntsdruktoets