waterdicht
Dutch (Brabantic)
/ˌʋaː.tərˈdɪxt/
adj
Definitions
- waterproof, watertight being sealed in a way to prevent water from entering
Etymology
Compound from Dutch, Flemish water (water) + Dutch, Flemish dicht (poem, dense, closed, poetry).
Origin
Dutch (Brabantic)
dicht
Gloss
poem, dense, closed, poetry
Concept
Semantic Field
Spatial relations
Ontological Category
Property
Kanji
詩
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- water English
- Waterland Dutch, Flemish
- aluinwater Dutch, Flemish
- azijnwater Dutch, Flemish
- badwater Dutch, Flemish
- binnenwater Dutch, Flemish
- boorwater Dutch, Flemish
- breekwater Dutch, Flemish
- bronwater Dutch, Flemish
- chloorwater Dutch, Flemish
- dicht Dutch, Flemish
- dichtbij Dutch, Flemish
- dichtbinden Dutch, Flemish
- dichtbundel Dutch, Flemish
- dichtdoen Dutch, Flemish
- dichten Dutch, Flemish
- dichtgaan Dutch, Flemish
- dichtheid Dutch, Flemish
- dichtplakken Dutch, Flemish
- dichtslaan Dutch, Flemish
- dierdicht Dutch, Flemish
- dierendicht Dutch, Flemish
- drinkwater Dutch, Flemish
- grijswater Dutch, Flemish
- grondwater Dutch, Flemish
- hekeldicht Dutch, Flemish
- heldendicht Dutch, Flemish
- ijswater Dutch, Flemish
- klinkdicht Dutch, Flemish
- koningswater Dutch, Flemish
- kraanwater Dutch, Flemish
- kustwater Dutch, Flemish
- leerdicht Dutch, Flemish
- leidingwater Dutch, Flemish
- lofdicht Dutch, Flemish
- luchtdicht Dutch, Flemish
- oceaanwater Dutch, Flemish
- onderwaterzicht Dutch, Flemish
- ondicht Dutch, Flemish
- oppervlaktewater Dutch, Flemish
- prikwater Dutch, Flemish
- regenwater Dutch, Flemish
- reukwater Dutch, Flemish
- rozenwater Dutch, Flemish
- slootwater Dutch, Flemish
- smeltwater Dutch, Flemish
- spawater Dutch, Flemish
- spuitwater Dutch, Flemish
- suikerwater Dutch, Flemish
- treurdicht Dutch, Flemish
- vaarwater Dutch, Flemish
- vruchtwater Dutch, Flemish
- vuurwater Dutch, Flemish
- warmwaterbron Dutch, Flemish
- warmwaterkruik Dutch, Flemish
- water Dutch, Flemish
- waterafstotend Dutch, Flemish
- waterbed Dutch, Flemish
- waterbom Dutch, Flemish
- waterbuffel Dutch, Flemish
- waterdichtheid Dutch, Flemish
- waterdier Dutch, Flemish
- waterdrager Dutch, Flemish
- wateren Dutch, Flemish
- waterfiets Dutch, Flemish
- waterfles Dutch, Flemish
- watergang Dutch, Flemish
- watergeest Dutch, Flemish
- watergeus Dutch, Flemish
- watergevogelte Dutch, Flemish
- waterhoen Dutch, Flemish
- waterhond Dutch, Flemish
- waterhoofd Dutch, Flemish
- waterhoos Dutch, Flemish
- waterig Dutch, Flemish
- waterijs Dutch, Flemish
- waterjuffer Dutch, Flemish
- waterkanon Dutch, Flemish
- waterkans Dutch, Flemish
- waterkering Dutch, Flemish
- waterkers Dutch, Flemish
- waterkeur Dutch, Flemish
- waterkip Dutch, Flemish
- waterkoker Dutch, Flemish
- waterkou Dutch, Flemish
- waterkoud Dutch, Flemish
- waterkunde Dutch, Flemish
- waterleiding Dutch, Flemish
- waterlobelia Dutch, Flemish
- waterman Dutch, Flemish
- watermeloen Dutch, Flemish
- watermerk Dutch, Flemish
- watermolen Dutch, Flemish
- waterpartij Dutch, Flemish
- waterpas Dutch, Flemish
- waterpeil Dutch, Flemish
- waterpijp Dutch, Flemish
- waterpistool Dutch, Flemish
- waterplaats Dutch, Flemish
- waterplant Dutch, Flemish
- waterpoel Dutch, Flemish
- waterpokken Dutch, Flemish
- waterpolo Dutch, Flemish
- waterpomp Dutch, Flemish
- waterput Dutch, Flemish
- waterraaf Dutch, Flemish
- waterral Dutch, Flemish
- waterree Dutch, Flemish
- waterschade Dutch, Flemish
- waterschap Dutch, Flemish
- waterschoen Dutch, Flemish
- waterslang Dutch, Flemish
- watersnip Dutch, Flemish
- watersnood Dutch, Flemish
- waterspuwer Dutch, Flemish
- waterstaat Dutch, Flemish
- waterstof Dutch, Flemish
- watertoren Dutch, Flemish
- waterval Dutch, Flemish
- waterverf Dutch, Flemish
- waterverplaatsing Dutch, Flemish
- watervlakte Dutch, Flemish
- watervliegtuig Dutch, Flemish
- watervogel Dutch, Flemish
- watervrees Dutch, Flemish
- waterweg Dutch, Flemish
- waterwolf Dutch, Flemish
- waterzooi Dutch, Flemish
- wijwater Dutch, Flemish
- woelwater Dutch, Flemish
- zeewater Dutch, Flemish
- zoetwatermeer Dutch, Flemish
- zoetwatervis Dutch, Flemish
- zwartwater Dutch, Flemish
- *watōr Proto-Germanic
- dicht Middle Dutch
- wâter Middle Dutch
- water Afrikaans
- waterval Afrikaans
- වතුර Sinhala, Sinhalese
- water
- dicht
- ondicht
- wateren
- dichten
- waterig
- waterpas
- waterbom
- badwater
- waterval
- waterman
- waterral
- waterkip
- zeewater
- waterbed
- waterweg
- ijswater
- wijwater
- waterput
- waterijs
- spawater
- lofdicht
- dichtbij
- waterree
- waterkou
- dichtdoen
- waterhoos
- watermerk
- waterkers
- dierdicht
- reukwater
- watersnip
- waterkoud
- waterverf
- waterpeil
- waterdier
- watergeus
- waterpijp
- waterkans
- prikwater
- woelwater
- waterfles
- Waterland
- leerdicht
- waterpoel
- vuurwater
- waterpomp
- waterraaf
- waterpolo
- boorwater
- dichtgaan
- waterhoen
- waterwolf
- watergang
- waterzooi
- vaarwater
- dichtheid
- kustwater
- waterstof
- bronwater
- waterhond
- waterkeur
- watergeest
- grondwater
- waterkanon
- slootwater
- watersnood
- watervogel
- watervrees
- grijswater
- waterslang
- rozenwater
- dichtslaan
- watermolen
- regenwater
- waterfiets
- kraanwater
- waterstaat
- luchtdicht
- klinkdicht
- hekeldicht
- waterkunde
- waterhoofd
- treurdicht
- breekwater
- watertoren
- spuitwater
- smeltwater
- azijnwater
- zwartwater
- waterkoker
- waterplant
- waterschap
- aluinwater
- drinkwater
- vruchtwater
- chloorwater
- waterspuwer
- suikerwater
- heldendicht
- watervlakte
- dichtbundel
- watermeloen
- waterplaats
- waterpokken
- waterbuffel
- waterdrager
- waterkering
- waterschoen
- oceaanwater
- dichtbinden
- waterpartij
- dierendicht
- binnenwater
- waterschade
- waterjuffer
- dichtplakken
- waterleiding
- waterpistool
- leidingwater
- zoetwatervis
- waterlobelia
- koningswater
- warmwaterbron
- zoetwatermeer
- waterafstotend
- waterdichtheid
- watervliegtuig
- warmwaterkruik
- watergevogelte
- onderwaterzicht
- oppervlaktewater
- waterverplaatsing