dichtslaan
Dutch (Brabantic)
/ˈdɪxt.slaːn/
verb
Definitions
- (ergative) to slam shut, to be slammed shut
- (intransitive) to lose composure or become confused so that one becomes unable to react
Etymology
Compound from Dutch, Flemish dicht (poem, dense, closed, poetry) + Dutch, Flemish slaan (hit, beat, strike).
Origin
Dutch (Brabantic)
slaan
Gloss
hit, beat, strike
Concept
Semantic Field
Basic actions and technology
Ontological Category
Action/Process
Emoji
🎯
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aanslaan Dutch, Flemish
- afslaan Dutch, Flemish
- beslaan Dutch, Flemish
- dicht Dutch, Flemish
- dichtbij Dutch, Flemish
- dichtbinden Dutch, Flemish
- dichtbundel Dutch, Flemish
- dichtdoen Dutch, Flemish
- dichten Dutch, Flemish
- dichtgaan Dutch, Flemish
- dichtheid Dutch, Flemish
- dichtplakken Dutch, Flemish
- dierdicht Dutch, Flemish
- dierendicht Dutch, Flemish
- gadeslaan Dutch, Flemish
- hekeldicht Dutch, Flemish
- heldendicht Dutch, Flemish
- inslaan Dutch, Flemish
- klinkdicht Dutch, Flemish
- leerdicht Dutch, Flemish
- lofdicht Dutch, Flemish
- losslaan Dutch, Flemish
- luchtdicht Dutch, Flemish
- naslaan Dutch, Flemish
- neerslaan Dutch, Flemish
- olieslager Dutch, Flemish
- omslaan Dutch, Flemish
- ondicht Dutch, Flemish
- ontslaan Dutch, Flemish
- opslaan Dutch, Flemish
- overslaan Dutch, Flemish
- slaan Dutch, Flemish
- slager Dutch, Flemish
- toeslaan Dutch, Flemish
- treurdicht Dutch, Flemish
- uitslaan Dutch, Flemish
- verslaan Dutch, Flemish
- waterdicht Dutch, Flemish
- dicht Middle Dutch
- slaen Middle Dutch
- slaan Afrikaans
- slaan
- dicht
- slager
- opslaan
- afslaan
- beslaan
- naslaan
- omslaan
- ondicht
- inslaan
- dichten
- uitslaan
- verslaan
- losslaan
- ontslaan
- toeslaan
- aanslaan
- lofdicht
- dichtbij
- dichtdoen
- dierdicht
- overslaan
- neerslaan
- dichtgaan
- dichtheid
- gadeslaan
- leerdicht
- luchtdicht
- klinkdicht
- hekeldicht
- treurdicht
- waterdicht
- olieslager
- dichtbundel
- dichtbinden
- dierendicht
- heldendicht
- dichtplakken