leerdicht
Dutch (Brabantic)
noun
Definitions
- (historical) didactic poem
Etymology
Compound from Dutch, Flemish leren (learn, teach) + Dutch, Flemish dicht (poem, dense, closed, poetry).
Origin
Dutch (Brabantic)
dicht
Gloss
poem, dense, closed, poetry
Concept
Semantic Field
Spatial relations
Ontological Category
Property
Kanji
詩
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aanleren Dutch, Flemish
- afleren Dutch, Flemish
- beleren Dutch, Flemish
- bijleren Dutch, Flemish
- dicht Dutch, Flemish
- dichtbij Dutch, Flemish
- dichtbinden Dutch, Flemish
- dichtbundel Dutch, Flemish
- dichtdoen Dutch, Flemish
- dichten Dutch, Flemish
- dichtgaan Dutch, Flemish
- dichtheid Dutch, Flemish
- dichtplakken Dutch, Flemish
- dichtslaan Dutch, Flemish
- dierdicht Dutch, Flemish
- dierendicht Dutch, Flemish
- hekeldicht Dutch, Flemish
- heldendicht Dutch, Flemish
- klinkdicht Dutch, Flemish
- leergang Dutch, Flemish
- leerjongen Dutch, Flemish
- leerkracht Dutch, Flemish
- leerling Dutch, Flemish
- leerlinge Dutch, Flemish
- leermeester Dutch, Flemish
- leerstoel Dutch, Flemish
- leerstof Dutch, Flemish
- leerstoornis Dutch, Flemish
- leerzaam Dutch, Flemish
- leraar Dutch, Flemish
- leren Dutch, Flemish
- lering Dutch, Flemish
- lofdicht Dutch, Flemish
- luchtdicht Dutch, Flemish
- ondicht Dutch, Flemish
- ontleren Dutch, Flemish
- treurdicht Dutch, Flemish
- verleren Dutch, Flemish
- waterdicht Dutch, Flemish
- dicht Middle Dutch
- leren Middle Dutch
- lêren Middle Dutch
- leer Afrikaans
- leren
- dicht
- leraar
- lering
- beleren
- ondicht
- dichten
- afleren
- leerzaam
- leergang
- leerstof
- aanleren
- leerling
- bijleren
- lofdicht
- ontleren
- verleren
- dichtbij
- dierdicht
- dichtdoen
- leerstoel
- leerlinge
- dichtgaan
- dichtheid
- waterdicht
- dichtslaan
- luchtdicht
- klinkdicht
- hekeldicht
- leerkracht
- treurdicht
- leerjongen
- dichtbundel
- leermeester
- dichtbinden
- dierendicht
- heldendicht
- dichtplakken
- leerstoornis