dichtheid
Dutch (Brabantic)
noun
Definitions
- density
Etymology
Suffix from Dutch, Flemish dicht (poem, dense, closed, poetry).
Origin
Dutch (Brabantic)
dicht
Gloss
poem, dense, closed, poetry
Concept
Semantic Field
Spatial relations
Ontological Category
Property
Kanji
詩
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- bevolking Dutch, Flemish
- bevolkingsdichtheid Dutch, Flemish
- dicht Dutch, Flemish
- dichtbij Dutch, Flemish
- dichtbinden Dutch, Flemish
- dichtbundel Dutch, Flemish
- dichtdoen Dutch, Flemish
- dichten Dutch, Flemish
- dichtgaan Dutch, Flemish
- dichtplakken Dutch, Flemish
- dichtslaan Dutch, Flemish
- dierdicht Dutch, Flemish
- dierendicht Dutch, Flemish
- hekeldicht Dutch, Flemish
- heldendicht Dutch, Flemish
- klinkdicht Dutch, Flemish
- lading Dutch, Flemish
- leerdicht Dutch, Flemish
- lijn Dutch, Flemish
- lijnladingsdichtheid Dutch, Flemish
- lijnstroomdichtheid Dutch, Flemish
- lofdicht Dutch, Flemish
- luchtdicht Dutch, Flemish
- ondicht Dutch, Flemish
- oppervlakte Dutch, Flemish
- oppervlakteladingsdichtheid Dutch, Flemish
- oppervlaktestroomdichtheid Dutch, Flemish
- stroom Dutch, Flemish
- treurdicht Dutch, Flemish
- volume Dutch, Flemish
- volumeladingsdichtheid Dutch, Flemish
- volumestroomdichtheid Dutch, Flemish
- waterdicht Dutch, Flemish
- dicht Middle Dutch
- lijn
- dicht
- volume
- lading
- stroom
- ondicht
- dichten
- lofdicht
- dichtbij
- dierdicht
- dichtdoen
- bevolking
- dichtgaan
- leerdicht
- luchtdicht
- klinkdicht
- hekeldicht
- treurdicht
- waterdicht
- dichtslaan
- oppervlakte
- dichtbundel
- dichtbinden
- dierendicht
- heldendicht
- dichtplakken
- lijnstroomdichtheid
- bevolkingsdichtheid
- lijnladingsdichtheid
- volumestroomdichtheid
- volumeladingsdichtheid
- oppervlaktestroomdichtheid
- oppervlakteladingsdichtheid