betaalbewijs
Dutch (Brabantic)
/bəˈtaːl.bəˌʋɛi̯s/
noun
Definitions
- receipt, written attestation of the transfer of money or goods
Etymology
Compound from Dutch, Flemish betalen (pay) + Dutch, Flemish bewijs (proof, license).
Origin
Dutch (Brabantic)
bewijs
Gloss
proof, license
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aandeelbewijs Dutch, Flemish
- afbetalen Dutch, Flemish
- betaalbaar Dutch, Flemish
- betaalmeester Dutch, Flemish
- betaalmiddel Dutch, Flemish
- betaalmuur Dutch, Flemish
- betalen Dutch, Flemish
- betaler Dutch, Flemish
- betaling Dutch, Flemish
- bewijs Dutch, Flemish
- bewijsgrond Dutch, Flemish
- bewijslast Dutch, Flemish
- bewijsmateriaal Dutch, Flemish
- bewijsvoering Dutch, Flemish
- geboortebewijs Dutch, Flemish
- godsbewijs Dutch, Flemish
- identiteitsbewijs Dutch, Flemish
- meebetalen Dutch, Flemish
- onderbetaald Dutch, Flemish
- onderbetalen Dutch, Flemish
- ontvangstbewijs Dutch, Flemish
- rijbewijs Dutch, Flemish
- schuldbewijs Dutch, Flemish
- talen Dutch, Flemish
- uitbetalen Dutch, Flemish
- betalen Middle Dutch
- bewijs Middle Dutch
- betaal Afrikaans