beeldschoon
Dutch (Brabantic)
/beːltˈsxoːn/
adj
Definitions
- gorgeous
Etymology
Compound from Dutch, Flemish beeld (image, statue, picture, sign) + Dutch, Flemish schoon (beautiful, clean, fair).
Origin
Dutch (Brabantic)
schoon
Gloss
beautiful, clean, fair
Concept
Semantic Field
Emotions and values
Ontological Category
Property
Kanji
浄
Emoji
✨ 👗
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- Vrijheidsbeeld Dutch, Flemish
- aambeeld Dutch, Flemish
- afgodsbeeld Dutch, Flemish
- beeld Dutch, Flemish
- beeldbuis Dutch, Flemish
- beeldelement Dutch, Flemish
- beelden Dutch, Flemish
- beeldenstorm Dutch, Flemish
- beeldhouwen Dutch, Flemish
- beeldig Dutch, Flemish
- beeldmontage Dutch, Flemish
- beeldpunt Dutch, Flemish
- beeldscherm Dutch, Flemish
- beeldscherpte Dutch, Flemish
- beeldsnijwerk Dutch, Flemish
- beeldspraak Dutch, Flemish
- beeldvorming Dutch, Flemish
- beeltenis Dutch, Flemish
- bloedbeeld Dutch, Flemish
- boegbeeld Dutch, Flemish
- borstbeeld Dutch, Flemish
- brandschoon Dutch, Flemish
- breedbeeld Dutch, Flemish
- denkbeeld Dutch, Flemish
- godenbeeld Dutch, Flemish
- heiligenbeeld Dutch, Flemish
- ideaalbeeld Dutch, Flemish
- inbeelden Dutch, Flemish
- klankbeeld Dutch, Flemish
- kruisbeeld Dutch, Flemish
- lichtbeeld Dutch, Flemish
- natuurschoon Dutch, Flemish
- opschonen Dutch, Flemish
- schoon Dutch, Flemish
- schoonbroer Dutch, Flemish
- schoonheid Dutch, Flemish
- schoonmaken Dutch, Flemish
- schoonmoeder Dutch, Flemish
- schoonouder Dutch, Flemish
- schoonschrift Dutch, Flemish
- schoonschrijven Dutch, Flemish
- schoonvader Dutch, Flemish
- schoonvegen Dutch, Flemish
- schoonwassen Dutch, Flemish
- schoonzus Dutch, Flemish
- schoonzuster Dutch, Flemish
- schrikbeeld Dutch, Flemish
- spiegelbeeld Dutch, Flemish
- standbeeld Dutch, Flemish
- sterrenbeeld Dutch, Flemish
- toonbeeld Dutch, Flemish
- uitbeelden Dutch, Flemish
- voorbeeld Dutch, Flemish
- waanbeeld Dutch, Flemish
- wederbeeld Dutch, Flemish
- wereldbeeld Dutch, Flemish
- zelfbeeld Dutch, Flemish
- ziektebeeld Dutch, Flemish
- zinnebeeld Dutch, Flemish
- bēelde Middle Dutch
- schône Middle Dutch
- skoon Afrikaans
- *biliþī gmw-pro
- beeld Scots
- beeld
- schoon
- beelden
- beeldig
- aambeeld
- inbeelden
- beeldpunt
- voorbeeld
- beeltenis
- schoonzus
- opschonen
- waanbeeld
- toonbeeld
- denkbeeld
- zelfbeeld
- beeldbuis
- boegbeeld
- standbeeld
- kruisbeeld
- bloedbeeld
- borstbeeld
- schoonheid
- lichtbeeld
- zinnebeeld
- klankbeeld
- godenbeeld
- uitbeelden
- wederbeeld
- breedbeeld
- wereldbeeld
- beeldscherm
- schoonouder
- ideaalbeeld
- afgodsbeeld
- schrikbeeld
- schoonvader
- beeldspraak
- schoonmaken
- schoonvegen
- ziektebeeld
- brandschoon
- beeldhouwen
- schoonbroer
- sterrenbeeld
- beeldmontage
- natuurschoon
- schoonzuster
- beeldenstorm
- beeldvorming
- schoonmoeder
- schoonwassen
- beeldelement
- spiegelbeeld
- schoonschrift
- beeldscherpte
- heiligenbeeld
- beeldsnijwerk
- Vrijheidsbeeld
- schoonschrijven