beelden
Dutch (Brabantic)
/ˈbeːldə(n)/
verb
Definitions
- (obsolete) to shape, form
- (obsolete) to form an image in the mind, to picture, imagine
- (poetic) to give an impression of something
Etymology
Inherited from Middle Dutch bēelden inherited from Old Dutch bilithen affix from Dutch, Flemish beeld (image, statue, picture, sign).
Origin
Dutch (Brabantic)
beeld
Gloss
image, statue, picture, sign
Concept
Semantic Field
Basic actions and technology
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
画
Emoji
🗽 🗿
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- Bildung German
- abbilden German
- ausbilden German
- bilden German
- einbilden German
- fortbilden German
- nachbilden German
- umbilden German
- verbilden German
- zurückbilden German
- Vrijheidsbeeld Dutch, Flemish
- aambeeld Dutch, Flemish
- af Dutch, Flemish
- afbeelden Dutch, Flemish
- afbeelding Dutch, Flemish
- afgodsbeeld Dutch, Flemish
- beeld Dutch, Flemish
- beeldbuis Dutch, Flemish
- beeldelement Dutch, Flemish
- beeldenstorm Dutch, Flemish
- beeldhouwen Dutch, Flemish
- beeldig Dutch, Flemish
- beeldmontage Dutch, Flemish
- beeldpunt Dutch, Flemish
- beeldscherm Dutch, Flemish
- beeldscherpte Dutch, Flemish
- beeldschoon Dutch, Flemish
- beeldsnijwerk Dutch, Flemish
- beeldspraak Dutch, Flemish
- beeldvorming Dutch, Flemish
- beeltenis Dutch, Flemish
- bloedbeeld Dutch, Flemish
- boegbeeld Dutch, Flemish
- borstbeeld Dutch, Flemish
- breedbeeld Dutch, Flemish
- denkbeeld Dutch, Flemish
- godenbeeld Dutch, Flemish
- heiligenbeeld Dutch, Flemish
- ideaalbeeld Dutch, Flemish
- inbeelden Dutch, Flemish
- klankbeeld Dutch, Flemish
- kruisbeeld Dutch, Flemish
- lichtbeeld Dutch, Flemish
- schrikbeeld Dutch, Flemish
- spiegelbeeld Dutch, Flemish
- standbeeld Dutch, Flemish
- sterrenbeeld Dutch, Flemish
- toonbeeld Dutch, Flemish
- uitbeelden Dutch, Flemish
- verbeelden Dutch, Flemish
- verbeelding Dutch, Flemish
- voorbeeld Dutch, Flemish
- waanbeeld Dutch, Flemish
- wederbeeld Dutch, Flemish
- wereldbeeld Dutch, Flemish
- zelfbeeld Dutch, Flemish
- ziektebeeld Dutch, Flemish
- zinnebeeld Dutch, Flemish
- bilde Danish
- beelden Middle Dutch
- bēelde Middle Dutch
- bēelden Middle Dutch
- verbeelden Middle Dutch
- bilden Middle High German
- *biliþī gmw-pro
- bilithen Old Dutch
- bilithi Old Dutch
- beeld Scots
- af
- beeld
- beeldig
- aambeeld
- inbeelden
- beeldpunt
- voorbeeld
- afbeelden
- toonbeeld
- denkbeeld
- zelfbeeld
- beeldbuis
- beeltenis
- boegbeeld
- waanbeeld
- verbeelden
- standbeeld
- kruisbeeld
- borstbeeld
- lichtbeeld
- zinnebeeld
- bloedbeeld
- afbeelding
- klankbeeld
- godenbeeld
- uitbeelden
- wederbeeld
- breedbeeld
- wereldbeeld
- beeldschoon
- beeldscherm
- ziektebeeld
- ideaalbeeld
- afgodsbeeld
- beeldhouwen
- schrikbeeld
- beeldspraak
- verbeelding
- beeldvorming
- sterrenbeeld
- beeldmontage
- beeldelement
- beeldenstorm
- spiegelbeeld
- heiligenbeeld
- beeldsnijwerk
- beeldscherpte
- Vrijheidsbeeld