zelfbeeld
Dutch (Brabantic)
/ˈzɛlf.beːlt/
noun
Definitions
- self-image
Etymology
Compound from Dutch, Flemish zelf (self, self-) + Dutch, Flemish beeld (image, statue, picture, sign).
Origin
Dutch (Brabantic)
beeld
Gloss
image, statue, picture, sign
Concept
Semantic Field
Basic actions and technology
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
画
Emoji
🗽 🗿
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- Vrijheidsbeeld Dutch, Flemish
- aambeeld Dutch, Flemish
- afgodsbeeld Dutch, Flemish
- beeld Dutch, Flemish
- beeldbuis Dutch, Flemish
- beeldelement Dutch, Flemish
- beelden Dutch, Flemish
- beeldenstorm Dutch, Flemish
- beeldhouwen Dutch, Flemish
- beeldig Dutch, Flemish
- beeldmontage Dutch, Flemish
- beeldpunt Dutch, Flemish
- beeldscherm Dutch, Flemish
- beeldscherpte Dutch, Flemish
- beeldschoon Dutch, Flemish
- beeldsnijwerk Dutch, Flemish
- beeldspraak Dutch, Flemish
- beeldvorming Dutch, Flemish
- beeltenis Dutch, Flemish
- bloedbeeld Dutch, Flemish
- boegbeeld Dutch, Flemish
- borstbeeld Dutch, Flemish
- breedbeeld Dutch, Flemish
- denkbeeld Dutch, Flemish
- eenzelvig Dutch, Flemish
- godenbeeld Dutch, Flemish
- heiligenbeeld Dutch, Flemish
- ideaalbeeld Dutch, Flemish
- inbeelden Dutch, Flemish
- klankbeeld Dutch, Flemish
- kruisbeeld Dutch, Flemish
- lichtbeeld Dutch, Flemish
- schrikbeeld Dutch, Flemish
- spiegelbeeld Dutch, Flemish
- standbeeld Dutch, Flemish
- sterrenbeeld Dutch, Flemish
- toonbeeld Dutch, Flemish
- uitbeelden Dutch, Flemish
- uzelf Dutch, Flemish
- vanzelf Dutch, Flemish
- voorbeeld Dutch, Flemish
- waanbeeld Dutch, Flemish
- wederbeeld Dutch, Flemish
- wereldbeeld Dutch, Flemish
- zelf Dutch, Flemish
- zelfbewust Dutch, Flemish
- zelfcensuur Dutch, Flemish
- zelfgenoegzaam Dutch, Flemish
- zelfmedicatie Dutch, Flemish
- zelfonderricht Dutch, Flemish
- zelfonderwijs Dutch, Flemish
- zelfopoffering Dutch, Flemish
- zelfredzaam Dutch, Flemish
- zelfreferentie Dutch, Flemish
- zelfrijdend Dutch, Flemish
- zelfs Dutch, Flemish
- zelfselectie Dutch, Flemish
- zelfsgenoegzaam Dutch, Flemish
- zelfstudie Dutch, Flemish
- zelfverminking Dutch, Flemish
- zelfverrijking Dutch, Flemish
- zelfvoldaan Dutch, Flemish
- zelfzucht Dutch, Flemish
- ziektebeeld Dutch, Flemish
- zinnebeeld Dutch, Flemish
- bēelde Middle Dutch
- self Middle Dutch
- *biliþī gmw-pro
- beeld Scots
- zelf
- uzelf
- beeld
- zelfs
- beelden
- beeldig
- vanzelf
- aambeeld
- inbeelden
- beeldpunt
- voorbeeld
- beeltenis
- waanbeeld
- zelfzucht
- toonbeeld
- eenzelvig
- denkbeeld
- beeldbuis
- boegbeeld
- standbeeld
- kruisbeeld
- bloedbeeld
- breedbeeld
- borstbeeld
- lichtbeeld
- zinnebeeld
- klankbeeld
- zelfstudie
- zelfbewust
- godenbeeld
- uitbeelden
- wederbeeld
- wereldbeeld
- zelfrijdend
- beeldschoon
- beeldscherm
- ideaalbeeld
- afgodsbeeld
- schrikbeeld
- beeldspraak
- zelfvoldaan
- zelfredzaam
- ziektebeeld
- beeldhouwen
- zelfcensuur
- sterrenbeeld
- beeldmontage
- beeldenstorm
- beeldvorming
- beeldelement
- zelfselectie
- spiegelbeeld
- beeldscherpte
- zelfmedicatie
- heiligenbeeld
- beeldsnijwerk
- zelfonderwijs
- zelfgenoegzaam
- zelfverminking
- zelfreferentie
- Vrijheidsbeeld
- zelfonderricht
- zelfverrijking
- zelfopoffering
- zelfsgenoegzaam