toelachen
Dutch (Brabantic)
/ˈtuˌlɑ.xə(n)/
verb
Definitions
- (transitive) to smile at, to smile toward
- (transitive) to smile on, to be beneficial or favourable
Etymology
Inherited from Middle Dutch toelachen compound from Dutch, Flemish toe (towards, at, up to, to, additional, to-, after-, then) + Dutch, Flemish lachen (laugh).
Origin
Dutch (Brabantic)
lachen
Gloss
laugh
Concept
Semantic Field
Emotions and values
Ontological Category
Action/Process
Emoji
😂 😅 😆 🤣 😹
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aanlachen Dutch, Flemish
- aflachen Dutch, Flemish
- belachen Dutch, Flemish
- gelach Dutch, Flemish
- goedlachs Dutch, Flemish
- lachen Dutch, Flemish
- lacherig Dutch, Flemish
- lachgas Dutch, Flemish
- lachvalk Dutch, Flemish
- naartoe Dutch, Flemish
- schaterlachen Dutch, Flemish
- toe Dutch, Flemish
- toe-eigenen Dutch, Flemish
- toebedelen Dutch, Flemish
- toebehoren Dutch, Flemish
- toebijten Dutch, Flemish
- toebrengen Dutch, Flemish
- toedenken Dutch, Flemish
- toedichten Dutch, Flemish
- toedienen Dutch, Flemish
- toedoen Dutch, Flemish
- toegeven Dutch, Flemish
- toegift Dutch, Flemish
- toejuichen Dutch, Flemish
- toekennen Dutch, Flemish
- toekeren Dutch, Flemish
- toekijken Dutch, Flemish
- toekomst Dutch, Flemish
- toekruid Dutch, Flemish
- toelaten Dutch, Flemish
- toeleiden Dutch, Flemish
- toelichten Dutch, Flemish
- toelonken Dutch, Flemish
- toelopen Dutch, Flemish
- toenemen Dutch, Flemish
- toepassen Dutch, Flemish
- toereiken Dutch, Flemish
- toerekenen Dutch, Flemish
- toeschrijven Dutch, Flemish
- toeslaan Dutch, Flemish
- toeslag Dutch, Flemish
- toespelen Dutch, Flemish
- toespijs Dutch, Flemish
- toestaan Dutch, Flemish
- toestemmen Dutch, Flemish
- toetakelen Dutch, Flemish
- toetred Dutch, Flemish
- toetrede Dutch, Flemish
- toetreden Dutch, Flemish
- toevertrouwen Dutch, Flemish
- toevlucht Dutch, Flemish
- toevoegen Dutch, Flemish
- toewenden Dutch, Flemish
- toewensen Dutch, Flemish
- toewerpen Dutch, Flemish
- toewijden Dutch, Flemish
- toewijzen Dutch, Flemish
- toezeggen Dutch, Flemish
- uitlachen Dutch, Flemish
- doe Middle Dutch
- lachen Middle Dutch
- toe Middle Dutch
- toelachen Middle Dutch
- lag Afrikaans
- toe Afrikaans
- toe
- gelach
- lachen
- toedoen
- lachgas
- toetred
- toegift
- toeslag
- naartoe
- toetrede
- belachen
- toelopen
- toestaan
- lachvalk
- lacherig
- aflachen
- toekruid
- toegeven
- toenemen
- toekomst
- toelaten
- toeslaan
- toespijs
- toekeren
- toewijzen
- toewensen
- toespelen
- toeleiden
- aanlachen
- toedenken
- toereiken
- toewerpen
- toewenden
- toevlucht
- toelonken
- toekijken
- toedienen
- toetreden
- goedlachs
- toebijten
- toezeggen
- toewijden
- toepassen
- uitlachen
- toevoegen
- toekennen
- toetakelen
- toerekenen
- toebedelen
- toejuichen
- toelichten
- toedichten
- toestemmen
- toebrengen
- toebehoren
- toe-eigenen
- toeschrijven
- schaterlachen
- toevertrouwen