toebijten
Dutch (Brabantic)
verb
Definitions
- to speak harshly at, snap at
Etymology
Compound from Dutch, Flemish toe (towards, at, up to, to, additional, to-, after-, then) + Dutch, Flemish bijten (bite).
Origin
Dutch (Brabantic)
bijten
Gloss
bite
Concept
Semantic Field
The body
Ontological Category
Action/Process
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- afbijten Dutch, Flemish
- bietebauw Dutch, Flemish
- bijten Dutch, Flemish
- bijtgraag Dutch, Flemish
- gebit Dutch, Flemish
- inbijten Dutch, Flemish
- naartoe Dutch, Flemish
- ontbijten Dutch, Flemish
- toe Dutch, Flemish
- toe-eigenen Dutch, Flemish
- toebedelen Dutch, Flemish
- toebehoren Dutch, Flemish
- toebrengen Dutch, Flemish
- toedenken Dutch, Flemish
- toedichten Dutch, Flemish
- toedienen Dutch, Flemish
- toedoen Dutch, Flemish
- toegeven Dutch, Flemish
- toegift Dutch, Flemish
- toejuichen Dutch, Flemish
- toekennen Dutch, Flemish
- toekeren Dutch, Flemish
- toekijken Dutch, Flemish
- toekomst Dutch, Flemish
- toekruid Dutch, Flemish
- toelachen Dutch, Flemish
- toelaten Dutch, Flemish
- toeleiden Dutch, Flemish
- toelichten Dutch, Flemish
- toelonken Dutch, Flemish
- toelopen Dutch, Flemish
- toenemen Dutch, Flemish
- toepassen Dutch, Flemish
- toereiken Dutch, Flemish
- toerekenen Dutch, Flemish
- toeschrijven Dutch, Flemish
- toeslaan Dutch, Flemish
- toeslag Dutch, Flemish
- toespelen Dutch, Flemish
- toespijs Dutch, Flemish
- toestaan Dutch, Flemish
- toestemmen Dutch, Flemish
- toetakelen Dutch, Flemish
- toetred Dutch, Flemish
- toetrede Dutch, Flemish
- toetreden Dutch, Flemish
- toevertrouwen Dutch, Flemish
- toevlucht Dutch, Flemish
- toevoegen Dutch, Flemish
- toewenden Dutch, Flemish
- toewensen Dutch, Flemish
- toewerpen Dutch, Flemish
- toewijden Dutch, Flemish
- toewijzen Dutch, Flemish
- toezeggen Dutch, Flemish
- vastbijten Dutch, Flemish
- verbijten Dutch, Flemish
- *bʰeyd- Proto-Indo-European
- biten Middle Dutch
- doe Middle Dutch
- toe Middle Dutch
- byt Afrikaans
- toe Afrikaans
- toe
- gebit
- bijten
- toedoen
- toetred
- toegift
- toeslag
- naartoe
- toetrede
- inbijten
- toelopen
- toestaan
- afbijten
- toekruid
- toegeven
- toenemen
- toekomst
- toelaten
- toeslaan
- toespijs
- toekeren
- toewijzen
- toewensen
- toespelen
- toeleiden
- bietebauw
- toedenken
- toereiken
- toewerpen
- toelachen
- toewenden
- toevlucht
- toelonken
- bijtgraag
- toekijken
- toedienen
- toetreden
- ontbijten
- toezeggen
- toewijden
- verbijten
- toepassen
- toevoegen
- toekennen
- toetakelen
- toerekenen
- vastbijten
- toebedelen
- toejuichen
- toelichten
- toedichten
- toestemmen
- toebrengen
- toebehoren
- toe-eigenen
- toeschrijven
- toevertrouwen