Engelstalig
Dutch (Brabantic)
/ɛŋəlsˈtaːləx/
adj
Definitions
- Having knowledge of the English language, said especially of native speakers; anglophone.
- In the English language.
Etymology
Affix from Dutch, Flemish Engels (English) + Dutch, Flemish taal (language, speech).
Origin
Dutch (Brabantic)
taal
Gloss
language, speech
Concept
Semantic Field
Speech and language
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
語
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- Duitstalig Dutch, Flemish
- Engeland Dutch, Flemish
- Engels Dutch, Flemish
- Engelse Dutch, Flemish
- Engelsman Dutch, Flemish
- Mandarijn Dutch, Flemish
- Middelengels Dutch, Flemish
- Nederlandstalig Dutch, Flemish
- Oudengels Dutch, Flemish
- Vroegnieuwengels Dutch, Flemish
- aantaal Dutch, Flemish
- ambtstaal Dutch, Flemish
- anderstalig Dutch, Flemish
- bastaardtaal Dutch, Flemish
- bestuurstaal Dutch, Flemish
- boeventaal Dutch, Flemish
- bronnentaal Dutch, Flemish
- creooltaal Dutch, Flemish
- cultuurtaal Dutch, Flemish
- dieventaal Dutch, Flemish
- dochtertaal Dutch, Flemish
- eenheidstaal Dutch, Flemish
- eentalig Dutch, Flemish
- gebarentaal Dutch, Flemish
- geheimtaal Dutch, Flemish
- hulptaal Dutch, Flemish
- kindertaal Dutch, Flemish
- kunsttaal Dutch, Flemish
- lekentaal Dutch, Flemish
- lichaamstaal Dutch, Flemish
- meertalig Dutch, Flemish
- moedertaal Dutch, Flemish
- moerstaal Dutch, Flemish
- normtaal Dutch, Flemish
- oertaal Dutch, Flemish
- omgangstaal Dutch, Flemish
- programmeertaal Dutch, Flemish
- regenboogtaal Dutch, Flemish
- schrijftaal Dutch, Flemish
- schuimtaal Dutch, Flemish
- schuttingtaal Dutch, Flemish
- spreektaal Dutch, Flemish
- standaardtaal Dutch, Flemish
- steenkolenengels Dutch, Flemish
- streektaal Dutch, Flemish
- taal Dutch, Flemish
- taalbeleid Dutch, Flemish
- taalbond Dutch, Flemish
- taalcontact Dutch, Flemish
- taalcursus Dutch, Flemish
- taaldood Dutch, Flemish
- taaleigen Dutch, Flemish
- taaleiland Dutch, Flemish
- taalfamilie Dutch, Flemish
- taalfilosofe Dutch, Flemish
- taalfilosofie Dutch, Flemish
- taalfilosoof Dutch, Flemish
- taalgebied Dutch, Flemish
- taalgevoel Dutch, Flemish
- taalgids Dutch, Flemish
- taalgrens Dutch, Flemish
- taalkloof Dutch, Flemish
- taalkunde Dutch, Flemish
- taalleemte Dutch, Flemish
- taalliefhebber Dutch, Flemish
- taalpolitiek Dutch, Flemish
- taalrol Dutch, Flemish
- taalstrijd Dutch, Flemish
- taaluiting Dutch, Flemish
- taalverwerving Dutch, Flemish
- taalwetenschap Dutch, Flemish
- talenkennis Dutch, Flemish
- talig Dutch, Flemish
- toontaal Dutch, Flemish
- turbotaal Dutch, Flemish
- tussentaal Dutch, Flemish
- tweetalig Dutch, Flemish
- vaagtaal Dutch, Flemish
- voertaal Dutch, Flemish
- volkstaal Dutch, Flemish
- wantaal Dutch, Flemish
- wereldtaal Dutch, Flemish
- wetenschapstaal Dutch, Flemish
- エゲレス Japanese
- tale Middle Dutch
- tāle Middle Dutch
- taal Afrikaans
- taal
- talig
- Engels
- aantaal
- oertaal
- wantaal
- taalrol
- Engelse
- vaagtaal
- voertaal
- normtaal
- Engeland
- taalbond
- taalgids
- hulptaal
- eentalig
- toontaal
- taaldood
- lekentaal
- taalgrens
- moerstaal
- tweetalig
- Engelsman
- turbotaal
- volkstaal
- meertalig
- kunsttaal
- Mandarijn
- taalkunde
- taalkloof
- Oudengels
- taaleigen
- ambtstaal
- taalgevoel
- taalcursus
- taalgebied
- creooltaal
- streektaal
- dieventaal
- taalbeleid
- wereldtaal
- taaluiting
- moedertaal
- taalleemte
- spreektaal
- Duitstalig
- schuimtaal
- kindertaal
- tussentaal
- geheimtaal
- taaleiland
- boeventaal
- taalstrijd
- dochtertaal
- talenkennis
- cultuurtaal
- omgangstaal
- schrijftaal
- taalfamilie
- bronnentaal
- taalcontact
- gebarentaal
- anderstalig
- eenheidstaal
- taalfilosoof
- Middelengels
- bestuurstaal
- lichaamstaal
- bastaardtaal
- taalpolitiek
- taalfilosofe
- schuttingtaal
- taalfilosofie
- regenboogtaal
- standaardtaal
- taalverwerving
- taalliefhebber
- taalwetenschap
- wetenschapstaal
- programmeertaal
- Nederlandstalig
- Vroegnieuwengels
- steenkolenengels