leesteken
Dutch (Brabantic)
noun
Definitions
- a punctuation mark
Etymology
Compound from Dutch, Flemish lezen (read, gather) + Dutch, Flemish teken (sign, character, mark, sign token).
Origin
Dutch (Brabantic)
teken
Gloss
sign, character, mark, sign token
Concept
Semantic Field
Speech and language
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
字
Emoji
🛑
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aandachtsteken Dutch, Flemish
- aanhalingsteken Dutch, Flemish
- afbreekteken Dutch, Flemish
- aflezen Dutch, Flemish
- belezen Dutch, Flemish
- deelteken Dutch, Flemish
- doorlezen Dutch, Flemish
- ereteken Dutch, Flemish
- gedenkteken Dutch, Flemish
- hemelteken Dutch, Flemish
- koppelteken Dutch, Flemish
- leesbaar Dutch, Flemish
- leesbril Dutch, Flemish
- leeslamp Dutch, Flemish
- leesvoer Dutch, Flemish
- leeszaal Dutch, Flemish
- lezen Dutch, Flemish
- lezenaar Dutch, Flemish
- lezer Dutch, Flemish
- lezing Dutch, Flemish
- liplezen Dutch, Flemish
- overlezen Dutch, Flemish
- schriftteken Dutch, Flemish
- teken Dutch, Flemish
- tekenreeks Dutch, Flemish
- uitlezen Dutch, Flemish
- uitroepteken Dutch, Flemish
- veldteken Dutch, Flemish
- voorlezen Dutch, Flemish
- voorteken Dutch, Flemish
- vraagteken Dutch, Flemish
- wapenteken Dutch, Flemish
- weglatingsteken Dutch, Flemish
- wonderteken Dutch, Flemish
- teken Indonesian
- lēsen Middle Dutch
- têken Middle Dutch
- lees Afrikaans
- teken Afrikaans
- lesa Papiamentu
- lezer
- teken
- lezen
- lezing
- belezen
- aflezen
- leeslamp
- leesvoer
- uitlezen
- ereteken
- leeszaal
- lezenaar
- liplezen
- leesbaar
- leesbril
- overlezen
- voorlezen
- veldteken
- voorteken
- deelteken
- doorlezen
- hemelteken
- tekenreeks
- wapenteken
- vraagteken
- koppelteken
- gedenkteken
- wonderteken
- uitroepteken
- schriftteken
- afbreekteken
- aandachtsteken
- aanhalingsteken
- weglatingsteken