volschieten
Dutch (Brabantic)
/ˈvɔlˌsxi.tə(n)/
verb
Definitions
- (intransitive) to be overcome with emotion
- (literal) to shoot full
- (intransitive) to become full
Etymology
Compound from Dutch, Flemish vol (full, fully, -ful) + Dutch, Flemish schieten (shoot, grow quickly).
Origin
Dutch (Brabantic)
schieten
Gloss
shoot, grow quickly
Concept
Semantic Field
Warfare and hunting
Ontological Category
Action/Process
Emoji
💉 🥃 🌠
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aanschieten Dutch, Flemish
- afschieten Dutch, Flemish
- beschieten Dutch, Flemish
- bijschieten Dutch, Flemish
- bomvol Dutch, Flemish
- boogschieten Dutch, Flemish
- boordevol Dutch, Flemish
- doorschieten Dutch, Flemish
- eivol Dutch, Flemish
- fantasievol Dutch, Flemish
- jammervol Dutch, Flemish
- klimaatschieten Dutch, Flemish
- mudjevol Dutch, Flemish
- mudvol Dutch, Flemish
- neerschieten Dutch, Flemish
- ontschieten Dutch, Flemish
- opschieten Dutch, Flemish
- overvol Dutch, Flemish
- prijsschieten Dutch, Flemish
- propvol Dutch, Flemish
- schietbaan Dutch, Flemish
- schietbout Dutch, Flemish
- schieten Dutch, Flemish
- schietgat Dutch, Flemish
- schietgebed Dutch, Flemish
- schietgeweer Dutch, Flemish
- schietgraag Dutch, Flemish
- schietijzer Dutch, Flemish
- schietkraam Dutch, Flemish
- schietlood Dutch, Flemish
- schietpartij Dutch, Flemish
- schietschijf Dutch, Flemish
- schietvoorraad Dutch, Flemish
- schietwilg Dutch, Flemish
- uitschieten Dutch, Flemish
- verschieten Dutch, Flemish
- vol Dutch, Flemish
- volbloed Dutch, Flemish
- volcontinu Dutch, Flemish
- volgieten Dutch, Flemish
- volkorenbrood Dutch, Flemish
- volkorenmeel Dutch, Flemish
- volladen Dutch, Flemish
- vollopen Dutch, Flemish
- volmacht Dutch, Flemish
- volmaken Dutch, Flemish
- volproppen Dutch, Flemish
- volschenken Dutch, Flemish
- volslank Dutch, Flemish
- voltallig Dutch, Flemish
- voltijds Dutch, Flemish
- voltreffer Dutch, Flemish
- volwaardig Dutch, Flemish
- volzin Dutch, Flemish
- volzuigen Dutch, Flemish
- voorschieten Dutch, Flemish
- pol Indonesian
- sekip Indonesian
- schieten Middle Dutch
- vol Middle Dutch
- skiet Afrikaans
- vol Afrikaans
- vol
- eivol
- bomvol
- volzin
- mudvol
- propvol
- overvol
- volslank
- voltijds
- mudjevol
- volbloed
- schieten
- volladen
- vollopen
- volmaken
- volmacht
- voltallig
- jammervol
- volgieten
- schietgat
- boordevol
- volzuigen
- schietbout
- schietlood
- opschieten
- volproppen
- volcontinu
- volwaardig
- afschieten
- schietbaan
- beschieten
- voltreffer
- schietwilg
- ontschieten
- volschenken
- schietgebed
- schietkraam
- schietijzer
- schietgraag
- aanschieten
- fantasievol
- verschieten
- uitschieten
- bijschieten
- volkorenmeel
- neerschieten
- schietschijf
- schietgeweer
- voorschieten
- boogschieten
- schietpartij
- doorschieten
- volkorenbrood
- prijsschieten
- schietvoorraad
- klimaatschieten