schaapshond
Dutch (Brabantic)
/ˈsxaːps.ɦɔnt/
noun
Definitions
- sheepdog
Etymology
Compound from Dutch, Flemish schaap (sheep) + Dutch, Flemish hond (dog, hound, cognate of hound, hond, canine).
Origin
Dutch (Brabantic)
hond
Gloss
dog, hound, cognate of hound, hond, canine
Concept
Semantic Field
Animals
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
犬, 狗
Emoji
🐕🦺 🐩 🐶 🐺
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- bandhond Dutch, Flemish
- blindengeleidehond Dutch, Flemish
- bloedhond Dutch, Flemish
- bulhond Dutch, Flemish
- dashond Dutch, Flemish
- fokschaap Dutch, Flemish
- geleidehond Dutch, Flemish
- herdershond Dutch, Flemish
- hond Dutch, Flemish
- hondachtig Dutch, Flemish
- hondehok Dutch, Flemish
- hondenbaan Dutch, Flemish
- hondenbrok Dutch, Flemish
- hondengevecht Dutch, Flemish
- hondenhok Dutch, Flemish
- hondenkot Dutch, Flemish
- hondenleven Dutch, Flemish
- hondenlijn Dutch, Flemish
- hondenlul Dutch, Flemish
- hondenmoeder Dutch, Flemish
- hondenpoep Dutch, Flemish
- hondenras Dutch, Flemish
- hondenslee Dutch, Flemish
- hondenstront Dutch, Flemish
- hondenwacht Dutch, Flemish
- hondenweer Dutch, Flemish
- honds Dutch, Flemish
- hondsbrutaal Dutch, Flemish
- hondsdagen Dutch, Flemish
- hondsdol Dutch, Flemish
- hondsdolheid Dutch, Flemish
- hondshaai Dutch, Flemish
- hondsmoe Dutch, Flemish
- hondstrouw Dutch, Flemish
- hondsvot Dutch, Flemish
- huisschaap Dutch, Flemish
- hulphond Dutch, Flemish
- hyenahond Dutch, Flemish
- jachthond Dutch, Flemish
- keeshond Dutch, Flemish
- kettinghond Dutch, Flemish
- lepelhond Dutch, Flemish
- melkboerenhond Dutch, Flemish
- melkboerenhondenhaar Dutch, Flemish
- mopshond Dutch, Flemish
- muishond Dutch, Flemish
- politiehond Dutch, Flemish
- prairiehond Dutch, Flemish
- rashond Dutch, Flemish
- schaap Dutch, Flemish
- schaapherder Dutch, Flemish
- schaapkameel Dutch, Flemish
- schaapsherder Dutch, Flemish
- schaapskooi Dutch, Flemish
- schaapsvlies Dutch, Flemish
- schapenboet Dutch, Flemish
- schapenkaas Dutch, Flemish
- schapenstal Dutch, Flemish
- schapenteek Dutch, Flemish
- schapenvlees Dutch, Flemish
- schapenvlies Dutch, Flemish
- schaper Dutch, Flemish
- schapevlees Dutch, Flemish
- scheper Dutch, Flemish
- schoothond Dutch, Flemish
- sledehond Dutch, Flemish
- smoushond Dutch, Flemish
- snuffelhond Dutch, Flemish
- straathond Dutch, Flemish
- vechthond Dutch, Flemish
- vleesschaap Dutch, Flemish
- waakhond Dutch, Flemish
- waterhond Dutch, Flemish
- windhond Dutch, Flemish
- wolfshond Dutch, Flemish
- wolschaap Dutch, Flemish
- zeehond Dutch, Flemish
- zwerfhond Dutch, Flemish
- hont Middle Dutch
- scaep Middle Dutch
- schâep Middle Dutch
- hond Afrikaans
- skaap Afrikaans
- skapu Sranan Tongo
- hond
- honds
- schaap
- scheper
- bulhond
- rashond
- schaper
- zeehond
- dashond
- hondsdol
- muishond
- waakhond
- hondehok
- hondsmoe
- bandhond
- hulphond
- keeshond
- hondsvot
- mopshond
- windhond
- hondenkot
- sledehond
- bloedhond
- wolfshond
- zwerfhond
- hyenahond
- wolschaap
- hondshaai
- fokschaap
- hondenlul
- hondenras
- hondenhok
- vechthond
- jachthond
- waterhond
- lepelhond
- smoushond
- hondstrouw
- hondenbrok
- hondenpoep
- hondenlijn
- hondenweer
- hondachtig
- schoothond
- hondenslee
- hondenbaan
- hondsdagen
- straathond
- huisschaap
- politiehond
- vleesschaap
- snuffelhond
- prairiehond
- kettinghond
- hondenwacht
- geleidehond
- herdershond
- schapenstal
- schapenteek
- schapevlees
- schapenboet
- schaapskooi
- schapenkaas
- hondenleven
- hondenmoeder
- schapenvlies
- hondenstront
- schaapsvlies
- schaapherder
- hondsbrutaal
- schapenvlees
- schaapkameel
- hondsdolheid
- hondengevecht
- schaapsherder
- melkboerenhond
- blindengeleidehond
- melkboerenhondenhaar