hondenhok
Dutch (Brabantic)
/ˈɦɔn.də(n)ˌɦɔk/
noun
Definitions
- doghouse, kennel
Etymology
Compound from Dutch, Flemish hond (dog, hound, cognate of hound, hond, canine) + Dutch, Flemish hok (hutch, doghouse, hovel, cage, jail, booth, pen, shelter, compartment).
Origin
Dutch (Brabantic)
hok
Gloss
hutch, doghouse, hovel, cage, jail, booth, pen, shelter, compartment
Concept
Semantic Field
Animals
Ontological Category
Person/Thing
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- bandhond Dutch, Flemish
- blindengeleidehond Dutch, Flemish
- bloedhond Dutch, Flemish
- bulhond Dutch, Flemish
- bushok Dutch, Flemish
- dashond Dutch, Flemish
- fietsenhok Dutch, Flemish
- geleidehond Dutch, Flemish
- herdershond Dutch, Flemish
- hoenderhok Dutch, Flemish
- hok Dutch, Flemish
- hond Dutch, Flemish
- hondachtig Dutch, Flemish
- hondehok Dutch, Flemish
- hondenbaan Dutch, Flemish
- hondenbrok Dutch, Flemish
- hondengevecht Dutch, Flemish
- hondenkot Dutch, Flemish
- hondenleven Dutch, Flemish
- hondenlijn Dutch, Flemish
- hondenlul Dutch, Flemish
- hondenmoeder Dutch, Flemish
- hondenpoep Dutch, Flemish
- hondenras Dutch, Flemish
- hondenslee Dutch, Flemish
- hondenstront Dutch, Flemish
- hondenwacht Dutch, Flemish
- hondenweer Dutch, Flemish
- honds Dutch, Flemish
- hondsbrutaal Dutch, Flemish
- hondsdagen Dutch, Flemish
- hondsdol Dutch, Flemish
- hondsdolheid Dutch, Flemish
- hondshaai Dutch, Flemish
- hondsmoe Dutch, Flemish
- hondstrouw Dutch, Flemish
- hondsvot Dutch, Flemish
- hulphond Dutch, Flemish
- hyenahond Dutch, Flemish
- jachthond Dutch, Flemish
- keeshond Dutch, Flemish
- kettinghond Dutch, Flemish
- kippenhok Dutch, Flemish
- konijnenhok Dutch, Flemish
- kookhok Dutch, Flemish
- lepelhond Dutch, Flemish
- melkboerenhond Dutch, Flemish
- melkboerenhondenhaar Dutch, Flemish
- mopshond Dutch, Flemish
- muishond Dutch, Flemish
- pashok Dutch, Flemish
- politiehond Dutch, Flemish
- prairiehond Dutch, Flemish
- rashond Dutch, Flemish
- schaapshond Dutch, Flemish
- schoothond Dutch, Flemish
- sledehond Dutch, Flemish
- smoushond Dutch, Flemish
- snuffelhond Dutch, Flemish
- stemhok Dutch, Flemish
- straathond Dutch, Flemish
- vechthond Dutch, Flemish
- waakhond Dutch, Flemish
- waterhond Dutch, Flemish
- windhond Dutch, Flemish
- wolfshond Dutch, Flemish
- zeehond Dutch, Flemish
- zwerfhond Dutch, Flemish
- hont Middle Dutch
- hok Afrikaans
- hond Afrikaans
- hok
- hond
- honds
- pashok
- bushok
- bulhond
- rashond
- zeehond
- kookhok
- stemhok
- dashond
- hulphond
- hondsdol
- keeshond
- muishond
- waakhond
- hondsvot
- hondehok
- mopshond
- hondsmoe
- bandhond
- windhond
- hondenlul
- sledehond
- kippenhok
- bloedhond
- hondenras
- wolfshond
- zwerfhond
- vechthond
- hyenahond
- jachthond
- hondshaai
- hondenkot
- waterhond
- lepelhond
- smoushond
- hondenweer
- hondstrouw
- hondachtig
- hondenbrok
- hondenpoep
- schoothond
- hondenslee
- hondenlijn
- hondenbaan
- fietsenhok
- hoenderhok
- hondsdagen
- straathond
- politiehond
- snuffelhond
- prairiehond
- kettinghond
- hondenwacht
- geleidehond
- konijnenhok
- herdershond
- hondenleven
- schaapshond
- hondsbrutaal
- hondenmoeder
- hondenstront
- hondsdolheid
- hondengevecht
- melkboerenhond
- blindengeleidehond
- melkboerenhondenhaar