schapenstal
Dutch (Brabantic)
noun
Definitions
- sheepfold
Etymology
Compound from Dutch, Flemish schaap (sheep) + Dutch, Flemish stal (stable).
Origin
Dutch (Brabantic)
stal
Gloss
stable
Concept
Semantic Field
Animals
Ontological Category
Person/Thing
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aalstal Dutch, Flemish
- fokschaap Dutch, Flemish
- huisschaap Dutch, Flemish
- kerststal Dutch, Flemish
- megastal Dutch, Flemish
- paardenstal Dutch, Flemish
- schaap Dutch, Flemish
- schaapherder Dutch, Flemish
- schaapkameel Dutch, Flemish
- schaapsherder Dutch, Flemish
- schaapshond Dutch, Flemish
- schaapskooi Dutch, Flemish
- schaapsvlies Dutch, Flemish
- schapenboet Dutch, Flemish
- schapenkaas Dutch, Flemish
- schapenteek Dutch, Flemish
- schapenvlees Dutch, Flemish
- schapenvlies Dutch, Flemish
- schaper Dutch, Flemish
- schapevlees Dutch, Flemish
- scheper Dutch, Flemish
- stal Dutch, Flemish
- staljongen Dutch, Flemish
- stalknecht Dutch, Flemish
- stalmeester Dutch, Flemish
- stalmeid Dutch, Flemish
- vleesschaap Dutch, Flemish
- wolschaap Dutch, Flemish
- istal Indonesian
- setal Indonesian
- scaep Middle Dutch
- schâep Middle Dutch
- stal Middle Dutch
- skaap Afrikaans
- skapu Sranan Tongo
- stal
- schaap
- aalstal
- scheper
- schaper
- megastal
- stalmeid
- wolschaap
- fokschaap
- kerststal
- stalknecht
- staljongen
- huisschaap
- schapenkaas
- schapenteek
- schapevlees
- vleesschaap
- stalmeester
- schaapshond
- paardenstal
- schapenboet
- schaapskooi
- schaapkameel
- schapenvlies
- schaapsvlies
- schapenvlees
- schaapherder
- schaapsherder