hondsdagen
Dutch (Brabantic)
/ˈɦɔntsˌdaː.ɣə(n)/
noun
Definitions
- dog days
Etymology
Inherited from Middle Dutch hontdage derived from Latin diēs caniculārēs (puppy days) derived from Ancient Greek κυνάδες ἡμέραι (dog days) compound from Dutch, Flemish hond (dog, hound, cognate of hound, hond, canine) + Dutch, Flemish dagen (dawn, days).
Origin
Dutch (Brabantic)
dagen
Gloss
dawn, days
Concept
Semantic Field
Time
Ontological Category
Person/Thing
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- dog days English
- diēs caniculārēs Latin
- bandhond Dutch, Flemish
- blindengeleidehond Dutch, Flemish
- bloedhond Dutch, Flemish
- bulhond Dutch, Flemish
- dagen Dutch, Flemish
- dagenlang Dutch, Flemish
- dashond Dutch, Flemish
- geleidehond Dutch, Flemish
- herdershond Dutch, Flemish
- hond Dutch, Flemish
- hondachtig Dutch, Flemish
- hondehok Dutch, Flemish
- hondenbaan Dutch, Flemish
- hondenbrok Dutch, Flemish
- hondengevecht Dutch, Flemish
- hondenhok Dutch, Flemish
- hondenkot Dutch, Flemish
- hondenleven Dutch, Flemish
- hondenlijn Dutch, Flemish
- hondenlul Dutch, Flemish
- hondenmoeder Dutch, Flemish
- hondenpoep Dutch, Flemish
- hondenras Dutch, Flemish
- hondenslee Dutch, Flemish
- hondenstront Dutch, Flemish
- hondenwacht Dutch, Flemish
- hondenweer Dutch, Flemish
- honds Dutch, Flemish
- hondsbrutaal Dutch, Flemish
- hondsdol Dutch, Flemish
- hondsdolheid Dutch, Flemish
- hondshaai Dutch, Flemish
- hondsmoe Dutch, Flemish
- hondstrouw Dutch, Flemish
- hondsvot Dutch, Flemish
- hulphond Dutch, Flemish
- hyenahond Dutch, Flemish
- jachthond Dutch, Flemish
- keeshond Dutch, Flemish
- kettinghond Dutch, Flemish
- lepelhond Dutch, Flemish
- melkboerenhond Dutch, Flemish
- melkboerenhondenhaar Dutch, Flemish
- mopshond Dutch, Flemish
- muishond Dutch, Flemish
- opdagen Dutch, Flemish
- politiehond Dutch, Flemish
- prairiehond Dutch, Flemish
- rashond Dutch, Flemish
- schaapshond Dutch, Flemish
- schoothond Dutch, Flemish
- sledehond Dutch, Flemish
- smoushond Dutch, Flemish
- snuffelhond Dutch, Flemish
- straathond Dutch, Flemish
- uitdagen Dutch, Flemish
- vechthond Dutch, Flemish
- veertigdagentijd Dutch, Flemish
- waakhond Dutch, Flemish
- waterhond Dutch, Flemish
- windhond Dutch, Flemish
- wolfshond Dutch, Flemish
- zeehond Dutch, Flemish
- zwerfhond Dutch, Flemish
- κυνάδες ἡμέραι Ancient Greek
- dāgen Middle Dutch
- hont Middle Dutch
- hontdage Middle Dutch
- hond Afrikaans
- hond
- honds
- dagen
- bulhond
- rashond
- zeehond
- opdagen
- dashond
- hondsdol
- uitdagen
- muishond
- waakhond
- hondehok
- hondsmoe
- bandhond
- hulphond
- keeshond
- hondsvot
- mopshond
- windhond
- hondenkot
- sledehond
- bloedhond
- wolfshond
- zwerfhond
- hyenahond
- hondshaai
- hondenlul
- hondenras
- hondenhok
- dagenlang
- vechthond
- jachthond
- waterhond
- smoushond
- lepelhond
- hondstrouw
- hondenbrok
- hondenpoep
- hondenlijn
- hondenweer
- hondachtig
- schoothond
- hondenslee
- hondenbaan
- straathond
- politiehond
- snuffelhond
- prairiehond
- kettinghond
- hondenwacht
- geleidehond
- herdershond
- hondenleven
- schaapshond
- hondenmoeder
- hondenstront
- hondsbrutaal
- hondsdolheid
- hondengevecht
- melkboerenhond
- veertigdagentijd
- blindengeleidehond
- melkboerenhondenhaar