leerkracht
Dutch (Brabantic)
/ˈleːr.krɑxt/
noun
Definitions
- teacher, educator (qualified educator)
- (archaic) capacity or capability to learn
Etymology
Compound from Dutch, Flemish leren (learn, teach) + Dutch, Flemish kracht (power, force, strength).
Origin
Dutch (Brabantic)
kracht
Gloss
power, force, strength
Concept
Semantic Field
Social and political relations
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
力
Emoji
🏋️ 💡
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aandrijfkracht Dutch, Flemish
- aanleren Dutch, Flemish
- aantrekkingskracht Dutch, Flemish
- aanvalskracht Dutch, Flemish
- afleren Dutch, Flemish
- arbeidskracht Dutch, Flemish
- beleren Dutch, Flemish
- bijleren Dutch, Flemish
- concurrentiekracht Dutch, Flemish
- daadkracht Dutch, Flemish
- dommekracht Dutch, Flemish
- draagkracht Dutch, Flemish
- gevechtskracht Dutch, Flemish
- groeikracht Dutch, Flemish
- heerkracht Dutch, Flemish
- invalkracht Dutch, Flemish
- kippenkracht Dutch, Flemish
- kracht Dutch, Flemish
- krachtbron Dutch, Flemish
- krachtcentrale Dutch, Flemish
- krachtdaad Dutch, Flemish
- krachtdadig Dutch, Flemish
- krachteloos Dutch, Flemish
- krachthonk Dutch, Flemish
- krachtig Dutch, Flemish
- krachtmeting Dutch, Flemish
- krachtmoment Dutch, Flemish
- krachtpatser Dutch, Flemish
- krachtproef Dutch, Flemish
- krachtstroom Dutch, Flemish
- krachtterm Dutch, Flemish
- krachttoer Dutch, Flemish
- krachtveld Dutch, Flemish
- leerdicht Dutch, Flemish
- leergang Dutch, Flemish
- leerjongen Dutch, Flemish
- leerling Dutch, Flemish
- leerlinge Dutch, Flemish
- leermeester Dutch, Flemish
- leerstoel Dutch, Flemish
- leerstof Dutch, Flemish
- leerstoornis Dutch, Flemish
- leerzaam Dutch, Flemish
- leraar Dutch, Flemish
- leren Dutch, Flemish
- lering Dutch, Flemish
- levenskracht Dutch, Flemish
- lichtkracht Dutch, Flemish
- magneetkracht Dutch, Flemish
- middelpuntvliedende kracht Dutch, Flemish
- middelpuntzoekende kracht Dutch, Flemish
- natuurkracht Dutch, Flemish
- normaalkracht Dutch, Flemish
- ontleren Dutch, Flemish
- opstandingskracht Dutch, Flemish
- paardenkracht Dutch, Flemish
- slagkracht Dutch, Flemish
- spierkracht Dutch, Flemish
- stoomkracht Dutch, Flemish
- strijdkracht Dutch, Flemish
- stuwkracht Dutch, Flemish
- superkracht Dutch, Flemish
- toverkracht Dutch, Flemish
- van der Waalskracht Dutch, Flemish
- vanderwaalskracht Dutch, Flemish
- veerkracht Dutch, Flemish
- verleren Dutch, Flemish
- vuurkracht Dutch, Flemish
- wilskracht Dutch, Flemish
- windkracht Dutch, Flemish
- zeggingskracht Dutch, Flemish
- zwaartekracht Dutch, Flemish
- inkrah Indonesian
- cracht Middle Dutch
- leren Middle Dutch
- lêren Middle Dutch
- krag Afrikaans
- leer Afrikaans
- leren
- kracht
- leraar
- lering
- beleren
- afleren
- leerzaam
- leergang
- leerstof
- aanleren
- leerling
- bijleren
- ontleren
- verleren
- krachtig
- leerstoel
- leerdicht
- leerlinge
- vuurkracht
- krachtdaad
- krachtterm
- slagkracht
- wilskracht
- daadkracht
- stuwkracht
- krachtbron
- veerkracht
- windkracht
- krachtveld
- krachthonk
- krachttoer
- heerkracht
- leerjongen
- dommekracht
- toverkracht
- krachteloos
- krachtdadig
- invalkracht
- draagkracht
- spierkracht
- superkracht
- groeikracht
- leermeester
- krachtproef
- lichtkracht
- stoomkracht
- krachtstroom
- krachtmoment
- krachtmeting
- levenskracht
- krachtpatser
- leerstoornis
- natuurkracht
- kippenkracht
- strijdkracht
- arbeidskracht
- zwaartekracht
- magneetkracht
- normaalkracht
- paardenkracht
- aanvalskracht
- gevechtskracht
- aandrijfkracht
- krachtcentrale
- zeggingskracht
- opstandingskracht
- vanderwaalskracht
- concurrentiekracht
- aantrekkingskracht
- van der Waalskracht
- middelpuntzoekende kracht
- middelpuntvliedende kracht