daadkracht
Dutch (Brabantic)
/ˈdaːt.krɑxt/
noun
Definitions
- resolve, will to enact policy, willpower
- capability to enforce policy
Etymology
Compound from Dutch, Flemish daad (deed, act, doing, action) + Dutch, Flemish kracht (power, force, strength).
Origin
Dutch (Brabantic)
kracht
Gloss
power, force, strength
Concept
Semantic Field
Social and political relations
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
力
Emoji
🏋️ 💡
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aandrijfkracht Dutch, Flemish
- aantrekkingskracht Dutch, Flemish
- aanvalskracht Dutch, Flemish
- arbeidskracht Dutch, Flemish
- baldadig Dutch, Flemish
- concurrentiekracht Dutch, Flemish
- daad Dutch, Flemish
- daadkrachtig Dutch, Flemish
- daadzaak Dutch, Flemish
- dadeloos Dutch, Flemish
- dadendrang Dutch, Flemish
- dader Dutch, Flemish
- dommekracht Dutch, Flemish
- draagkracht Dutch, Flemish
- geslachtsdaad Dutch, Flemish
- gevechtskracht Dutch, Flemish
- gewelddadig Dutch, Flemish
- groeikracht Dutch, Flemish
- gruweldaad Dutch, Flemish
- heerkracht Dutch, Flemish
- heldendaad Dutch, Flemish
- invalkracht Dutch, Flemish
- kippenkracht Dutch, Flemish
- kracht Dutch, Flemish
- krachtbron Dutch, Flemish
- krachtcentrale Dutch, Flemish
- krachtdaad Dutch, Flemish
- krachtdadig Dutch, Flemish
- krachteloos Dutch, Flemish
- krachthonk Dutch, Flemish
- krachtig Dutch, Flemish
- krachtmeting Dutch, Flemish
- krachtmoment Dutch, Flemish
- krachtpatser Dutch, Flemish
- krachtproef Dutch, Flemish
- krachtstroom Dutch, Flemish
- krachtterm Dutch, Flemish
- krachttoer Dutch, Flemish
- krachtveld Dutch, Flemish
- leerkracht Dutch, Flemish
- levenskracht Dutch, Flemish
- lichtkracht Dutch, Flemish
- liefdadig Dutch, Flemish
- magneetkracht Dutch, Flemish
- middelpuntvliedende kracht Dutch, Flemish
- middelpuntzoekende kracht Dutch, Flemish
- misdaad Dutch, Flemish
- natuurkracht Dutch, Flemish
- normaalkracht Dutch, Flemish
- opstandingskracht Dutch, Flemish
- overdaad Dutch, Flemish
- paardenkracht Dutch, Flemish
- schanddaad Dutch, Flemish
- slagkracht Dutch, Flemish
- spierkracht Dutch, Flemish
- stoomkracht Dutch, Flemish
- strijdkracht Dutch, Flemish
- stuwkracht Dutch, Flemish
- superkracht Dutch, Flemish
- toverkracht Dutch, Flemish
- van der Waalskracht Dutch, Flemish
- vanderwaalskracht Dutch, Flemish
- veerkracht Dutch, Flemish
- vuurkracht Dutch, Flemish
- wandaad Dutch, Flemish
- weldaad Dutch, Flemish
- wilskracht Dutch, Flemish
- windkracht Dutch, Flemish
- zeggingskracht Dutch, Flemish
- zwaartekracht Dutch, Flemish
- inkrah Indonesian
- cracht Middle Dutch
- dâet Middle Dutch
- daad Afrikaans
- krag Afrikaans
- *dād Old Dutch
- daad
- dader
- kracht
- wandaad
- weldaad
- misdaad
- daadzaak
- baldadig
- overdaad
- dadeloos
- krachtig
- liefdadig
- vuurkracht
- krachtdaad
- krachtterm
- slagkracht
- wilskracht
- heldendaad
- stuwkracht
- krachtbron
- veerkracht
- windkracht
- krachtveld
- krachthonk
- schanddaad
- leerkracht
- gruweldaad
- krachttoer
- heerkracht
- dadendrang
- dommekracht
- toverkracht
- gewelddadig
- krachteloos
- krachtdadig
- invalkracht
- draagkracht
- spierkracht
- superkracht
- groeikracht
- krachtproef
- lichtkracht
- stoomkracht
- krachtstroom
- daadkrachtig
- krachtmoment
- krachtmeting
- levenskracht
- krachtpatser
- natuurkracht
- kippenkracht
- strijdkracht
- arbeidskracht
- zwaartekracht
- magneetkracht
- geslachtsdaad
- normaalkracht
- paardenkracht
- aanvalskracht
- gevechtskracht
- aandrijfkracht
- krachtcentrale
- zeggingskracht
- opstandingskracht
- vanderwaalskracht
- concurrentiekracht
- aantrekkingskracht
- van der Waalskracht
- middelpuntzoekende kracht
- middelpuntvliedende kracht