tandsteen
Dutch (Brabantic)
/ˈtɑnt.steːn/
noun
Definitions
- Dental tartar, calculus.
Etymology
Compound from Dutch, Flemish tand (tooth) + Dutch, Flemish steen (stone, rock).
Origin
Dutch (Brabantic)
steen
Gloss
stone, rock
Concept
Semantic Field
Food and drink
Ontological Category
Classifier
Kanji
岩, 巌
Emoji
🗿 🪨
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aftands Dutch, Flemish
- arduinsteen Dutch, Flemish
- azuursteen Dutch, Flemish
- baksteen Dutch, Flemish
- baktand Dutch, Flemish
- barnsteen Dutch, Flemish
- damsteen Dutch, Flemish
- dondersteen Dutch, Flemish
- drietand Dutch, Flemish
- drietandig Dutch, Flemish
- edelsteen Dutch, Flemish
- galsteen Dutch, Flemish
- giftand Dutch, Flemish
- gootsteen Dutch, Flemish
- grafsteen Dutch, Flemish
- granaatsteen Dutch, Flemish
- hagelsteen Dutch, Flemish
- hoeksteen Dutch, Flemish
- hoektand Dutch, Flemish
- klappersteen Dutch, Flemish
- knaagtand Dutch, Flemish
- luchtsteen Dutch, Flemish
- maaltand Dutch, Flemish
- melktand Dutch, Flemish
- molensteen Dutch, Flemish
- niersteen Dutch, Flemish
- rafelsteen Dutch, Flemish
- schoorsteen Dutch, Flemish
- siltsteen Dutch, Flemish
- steen Dutch, Flemish
- steenachtig Dutch, Flemish
- steenarend Dutch, Flemish
- steenberg Dutch, Flemish
- steenezel Dutch, Flemish
- steenfruit Dutch, Flemish
- steengoed Dutch, Flemish
- steengroeve Dutch, Flemish
- steengruis Dutch, Flemish
- steenhouwer Dutch, Flemish
- steenkool Dutch, Flemish
- steenkoud Dutch, Flemish
- steenmarter Dutch, Flemish
- steenmot Dutch, Flemish
- steenolie Dutch, Flemish
- steenpapier Dutch, Flemish
- steenpuist Dutch, Flemish
- steenrijk Dutch, Flemish
- steenslag Dutch, Flemish
- steentijd Dutch, Flemish
- steentijdperk Dutch, Flemish
- steentijdvak Dutch, Flemish
- steenuil Dutch, Flemish
- steenvrucht Dutch, Flemish
- steenwortel Dutch, Flemish
- steenzout Dutch, Flemish
- stenen Dutch, Flemish
- stenig Dutch, Flemish
- straatsteen Dutch, Flemish
- tand Dutch, Flemish
- tandarts Dutch, Flemish
- tandeloos Dutch, Flemish
- tandenfee Dutch, Flemish
- tandenstoker Dutch, Flemish
- tandheelkunde Dutch, Flemish
- tandpasta Dutch, Flemish
- tandpijn Dutch, Flemish
- tandplak Dutch, Flemish
- tandplaque Dutch, Flemish
- tandrad Dutch, Flemish
- tandvlees Dutch, Flemish
- tandwalvis Dutch, Flemish
- tandwiel Dutch, Flemish
- tandzijde Dutch, Flemish
- toetssteen Dutch, Flemish
- travertijnsteen Dutch, Flemish
- tufsteen Dutch, Flemish
- vangtand Dutch, Flemish
- vuursteen Dutch, Flemish
- wetsteen Dutch, Flemish
- wijnsteen Dutch, Flemish
- wijsheidstand Dutch, Flemish
- zaagtand Dutch, Flemish
- zandsteen Dutch, Flemish
- zeepsteen Dutch, Flemish
- zeilsteen Dutch, Flemish
- zoemsteen Dutch, Flemish
- zwerfsteen Dutch, Flemish
- stêen Middle Dutch
- tant Middle Dutch
- steen Afrikaans
- steenkool Afrikaans
- tand Afrikaans
- tánda Saramaccan
- tand
- steen
- stenig
- stenen
- tandrad
- baktand
- aftands
- giftand
- hoektand
- steenmot
- tandarts
- tandpijn
- baksteen
- tandwiel
- vangtand
- galsteen
- melktand
- tufsteen
- damsteen
- steenuil
- tandplak
- wetsteen
- zaagtand
- drietand
- maaltand
- tandvlees
- barnsteen
- steenolie
- hoeksteen
- steenkoud
- tandzijde
- niersteen
- steenberg
- steenkool
- wijnsteen
- tandeloos
- steentijd
- steenezel
- vuursteen
- steenrijk
- zandsteen
- steenslag
- steenzout
- gootsteen
- grafsteen
- zeepsteen
- steengoed
- tandenfee
- zoemsteen
- knaagtand
- siltsteen
- zeilsteen
- tandpasta
- edelsteen
- zwerfsteen
- azuursteen
- steenpuist
- luchtsteen
- tandwalvis
- hagelsteen
- toetssteen
- steenfruit
- tandplaque
- steenarend
- rafelsteen
- steengruis
- drietandig
- molensteen
- steengroeve
- steenwortel
- dondersteen
- straatsteen
- steenmarter
- schoorsteen
- steenhouwer
- arduinsteen
- steenachtig
- steenpapier
- steenvrucht
- tandenstoker
- granaatsteen
- klappersteen
- steentijdvak
- wijsheidstand
- tandheelkunde
- steentijdperk
- travertijnsteen