steenmot
Dutch (Brabantic)
/ˈsteːn.mɔt/
noun
Definitions
- (Northern Dutch) woodlouse, isopod
Etymology
Compound from Dutch, Flemish steen (stone, rock) + Dutch, Flemish mot (sow, moth, sawdust, woman, lewd woman, pig, grit, drizzle, murky weather, dust from turf, dust, fine sand).
Origin
Dutch (Brabantic)
mot
Gloss
sow, moth, sawdust, woman, lewd woman, pig, grit, drizzle, murky weather, dust from turf, dust, fine sand
Concept
Semantic Field
Animals
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
女
Emoji
🐖
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- arduinsteen Dutch, Flemish
- azuursteen Dutch, Flemish
- baksteen Dutch, Flemish
- barnsteen Dutch, Flemish
- damsteen Dutch, Flemish
- dondersteen Dutch, Flemish
- edelsteen Dutch, Flemish
- galsteen Dutch, Flemish
- gootsteen Dutch, Flemish
- grafsteen Dutch, Flemish
- granaatsteen Dutch, Flemish
- hagelsteen Dutch, Flemish
- hoeksteen Dutch, Flemish
- keldermot Dutch, Flemish
- klappersteen Dutch, Flemish
- luchtsteen Dutch, Flemish
- molensteen Dutch, Flemish
- mot Dutch, Flemish
- motten Dutch, Flemish
- mottenbal Dutch, Flemish
- mottig Dutch, Flemish
- niersteen Dutch, Flemish
- rafelsteen Dutch, Flemish
- schoorsteen Dutch, Flemish
- siltsteen Dutch, Flemish
- steen Dutch, Flemish
- steenachtig Dutch, Flemish
- steenarend Dutch, Flemish
- steenberg Dutch, Flemish
- steenezel Dutch, Flemish
- steenfruit Dutch, Flemish
- steengoed Dutch, Flemish
- steengroeve Dutch, Flemish
- steengruis Dutch, Flemish
- steenhouwer Dutch, Flemish
- steenkool Dutch, Flemish
- steenkoud Dutch, Flemish
- steenmarter Dutch, Flemish
- steenolie Dutch, Flemish
- steenpapier Dutch, Flemish
- steenpuist Dutch, Flemish
- steenrijk Dutch, Flemish
- steenslag Dutch, Flemish
- steentijd Dutch, Flemish
- steentijdperk Dutch, Flemish
- steentijdvak Dutch, Flemish
- steenuil Dutch, Flemish
- steenvrucht Dutch, Flemish
- steenwortel Dutch, Flemish
- steenzout Dutch, Flemish
- stenen Dutch, Flemish
- stenig Dutch, Flemish
- stippelmot Dutch, Flemish
- straatsteen Dutch, Flemish
- tandsteen Dutch, Flemish
- toetssteen Dutch, Flemish
- travertijnsteen Dutch, Flemish
- tufsteen Dutch, Flemish
- vuursteen Dutch, Flemish
- wetsteen Dutch, Flemish
- wijnsteen Dutch, Flemish
- zandsteen Dutch, Flemish
- zeepsteen Dutch, Flemish
- zeilsteen Dutch, Flemish
- zoemsteen Dutch, Flemish
- zwerfsteen Dutch, Flemish
- motte Middle Dutch
- stêen Middle Dutch
- steen Afrikaans
- steenkool Afrikaans
- mot
- steen
- mottig
- stenen
- stenig
- motten
- wetsteen
- galsteen
- tufsteen
- baksteen
- damsteen
- steenuil
- barnsteen
- steenolie
- siltsteen
- keldermot
- steentijd
- steenezel
- vuursteen
- tandsteen
- steenrijk
- gootsteen
- grafsteen
- steenkoud
- hoeksteen
- zandsteen
- steenslag
- zeilsteen
- zeepsteen
- niersteen
- edelsteen
- steenberg
- steenkool
- steengoed
- wijnsteen
- mottenbal
- steenzout
- zoemsteen
- steengruis
- zwerfsteen
- azuursteen
- stippelmot
- steenfruit
- steenpuist
- luchtsteen
- rafelsteen
- hagelsteen
- steenarend
- toetssteen
- molensteen
- steengroeve
- steenwortel
- steenachtig
- schoorsteen
- dondersteen
- straatsteen
- steenhouwer
- arduinsteen
- steenpapier
- steenvrucht
- steenmarter
- granaatsteen
- klappersteen
- steentijdvak
- steentijdperk
- travertijnsteen