steenwortel
Dutch (Brabantic)
/ˈsteːnˌʋɔr.təl/
noun
Definitions
- (obsolete) common polypody, Polypodium vulgare; chiefly in relation to its rhizome
Etymology
Compound from Dutch, Flemish steen (stone, rock) + Dutch, Flemish wortel (root, carrot).
Origin
Dutch (Brabantic)
wortel
Gloss
root, carrot
Concept
Semantic Field
Agriculture and vegetation
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
根
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- alantswortel Dutch, Flemish
- alantwortel Dutch, Flemish
- arduinsteen Dutch, Flemish
- azuursteen Dutch, Flemish
- baksteen Dutch, Flemish
- barnsteen Dutch, Flemish
- bitterwortel Dutch, Flemish
- broodwortel Dutch, Flemish
- damsteen Dutch, Flemish
- dondersteen Dutch, Flemish
- edelsteen Dutch, Flemish
- galsteen Dutch, Flemish
- geelwortel Dutch, Flemish
- gootsteen Dutch, Flemish
- grafsteen Dutch, Flemish
- granaatsteen Dutch, Flemish
- hagelsteen Dutch, Flemish
- hoeksteen Dutch, Flemish
- klappersteen Dutch, Flemish
- luchtsteen Dutch, Flemish
- mierikswortel Dutch, Flemish
- molensteen Dutch, Flemish
- niersteen Dutch, Flemish
- rafelsteen Dutch, Flemish
- schoorsteen Dutch, Flemish
- siltsteen Dutch, Flemish
- steen Dutch, Flemish
- steenachtig Dutch, Flemish
- steenarend Dutch, Flemish
- steenberg Dutch, Flemish
- steenezel Dutch, Flemish
- steenfruit Dutch, Flemish
- steengoed Dutch, Flemish
- steengroeve Dutch, Flemish
- steengruis Dutch, Flemish
- steenhouwer Dutch, Flemish
- steenkool Dutch, Flemish
- steenkoud Dutch, Flemish
- steenmarter Dutch, Flemish
- steenmot Dutch, Flemish
- steenolie Dutch, Flemish
- steenpapier Dutch, Flemish
- steenpuist Dutch, Flemish
- steenrijk Dutch, Flemish
- steenslag Dutch, Flemish
- steentijd Dutch, Flemish
- steentijdperk Dutch, Flemish
- steentijdvak Dutch, Flemish
- steenuil Dutch, Flemish
- steenvrucht Dutch, Flemish
- steenzout Dutch, Flemish
- stenen Dutch, Flemish
- stenig Dutch, Flemish
- straatsteen Dutch, Flemish
- tandsteen Dutch, Flemish
- toetssteen Dutch, Flemish
- travertijnsteen Dutch, Flemish
- tufsteen Dutch, Flemish
- vierkantswortel Dutch, Flemish
- vuursteen Dutch, Flemish
- wetsteen Dutch, Flemish
- wijnsteen Dutch, Flemish
- wortel Dutch, Flemish
- wortelkanaal Dutch, Flemish
- wortelstok Dutch, Flemish
- worteltrekken Dutch, Flemish
- yamswortel Dutch, Flemish
- zandsteen Dutch, Flemish
- zeepsteen Dutch, Flemish
- zeilsteen Dutch, Flemish
- zoemsteen Dutch, Flemish
- zwerfsteen Dutch, Flemish
- wortel Indonesian
- stêen Middle Dutch
- wortele Middle Dutch
- steen Afrikaans
- steenkool Afrikaans
- wortel Afrikaans
- steen
- stenig
- wortel
- stenen
- steenmot
- baksteen
- galsteen
- tufsteen
- damsteen
- steenuil
- wetsteen
- barnsteen
- steenolie
- tandsteen
- hoeksteen
- steenkoud
- niersteen
- steenberg
- steenkool
- wijnsteen
- steentijd
- steenezel
- vuursteen
- steenrijk
- zandsteen
- steenslag
- steenzout
- gootsteen
- grafsteen
- zeepsteen
- steengoed
- zoemsteen
- siltsteen
- zeilsteen
- edelsteen
- zwerfsteen
- azuursteen
- steenpuist
- luchtsteen
- hagelsteen
- toetssteen
- steenfruit
- wortelstok
- yamswortel
- steenarend
- rafelsteen
- steengruis
- geelwortel
- molensteen
- steengroeve
- dondersteen
- straatsteen
- steenmarter
- alantwortel
- schoorsteen
- steenhouwer
- arduinsteen
- steenachtig
- broodwortel
- steenpapier
- steenvrucht
- granaatsteen
- bitterwortel
- klappersteen
- alantswortel
- wortelkanaal
- steentijdvak
- mierikswortel
- steentijdperk
- worteltrekken
- vierkantswortel
- travertijnsteen