steenezel
Dutch (Brabantic)
/ˈsteːnˌeː.zəl/
noun
Definitions
- (derogatory) ass, stupid person, especially one who won't learn
- (obsolete) common donkey
Etymology
Compound from Dutch, Flemish steen (stone, rock) + Dutch, Flemish ezel (donkey, ass, easel).
Origin
Dutch (Brabantic)
ezel
Gloss
donkey, ass, easel
Concept
Semantic Field
Animals
Ontological Category
Person/Thing
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- easel English
- arduinsteen Dutch, Flemish
- azuursteen Dutch, Flemish
- baksteen Dutch, Flemish
- barnsteen Dutch, Flemish
- damsteen Dutch, Flemish
- dondersteen Dutch, Flemish
- edelsteen Dutch, Flemish
- ezel Dutch, Flemish
- ezelachtig Dutch, Flemish
- ezelsbrug Dutch, Flemish
- ezelsoor Dutch, Flemish
- ezelspinguïn Dutch, Flemish
- ezelsveulen Dutch, Flemish
- galsteen Dutch, Flemish
- geldezel Dutch, Flemish
- gootsteen Dutch, Flemish
- grafsteen Dutch, Flemish
- granaatsteen Dutch, Flemish
- hagelsteen Dutch, Flemish
- hoeksteen Dutch, Flemish
- klappersteen Dutch, Flemish
- luchtsteen Dutch, Flemish
- molensteen Dutch, Flemish
- niersteen Dutch, Flemish
- rafelsteen Dutch, Flemish
- schoorsteen Dutch, Flemish
- siltsteen Dutch, Flemish
- steen Dutch, Flemish
- steenachtig Dutch, Flemish
- steenarend Dutch, Flemish
- steenberg Dutch, Flemish
- steenfruit Dutch, Flemish
- steengoed Dutch, Flemish
- steengroeve Dutch, Flemish
- steengruis Dutch, Flemish
- steenhouwer Dutch, Flemish
- steenkool Dutch, Flemish
- steenkoud Dutch, Flemish
- steenmarter Dutch, Flemish
- steenmot Dutch, Flemish
- steenolie Dutch, Flemish
- steenpapier Dutch, Flemish
- steenpuist Dutch, Flemish
- steenrijk Dutch, Flemish
- steenslag Dutch, Flemish
- steentijd Dutch, Flemish
- steentijdperk Dutch, Flemish
- steentijdvak Dutch, Flemish
- steenuil Dutch, Flemish
- steenvrucht Dutch, Flemish
- steenwortel Dutch, Flemish
- steenzout Dutch, Flemish
- stenen Dutch, Flemish
- stenig Dutch, Flemish
- straatsteen Dutch, Flemish
- tandsteen Dutch, Flemish
- toetssteen Dutch, Flemish
- travertijnsteen Dutch, Flemish
- tufsteen Dutch, Flemish
- vuursteen Dutch, Flemish
- wetsteen Dutch, Flemish
- wijnsteen Dutch, Flemish
- zandsteen Dutch, Flemish
- zeepsteen Dutch, Flemish
- zeilsteen Dutch, Flemish
- zoemsteen Dutch, Flemish
- zwerfsteen Dutch, Flemish
- esel Middle Dutch
- stêen Middle Dutch
- ēsel Middle Dutch
- esel Afrikaans
- steen Afrikaans
- steenkool Afrikaans
- ezel
- steen
- stenig
- stenen
- galsteen
- geldezel
- ezelsoor
- tufsteen
- damsteen
- steenmot
- steenuil
- wetsteen
- baksteen
- barnsteen
- steenolie
- tandsteen
- gootsteen
- grafsteen
- hoeksteen
- steenkoud
- zeepsteen
- niersteen
- steenkool
- steenberg
- steengoed
- wijnsteen
- zoemsteen
- ezelsbrug
- siltsteen
- steentijd
- vuursteen
- steenrijk
- zandsteen
- steenslag
- zeilsteen
- edelsteen
- steenzout
- zwerfsteen
- azuursteen
- steenpuist
- luchtsteen
- rafelsteen
- hagelsteen
- toetssteen
- steengruis
- steenfruit
- ezelachtig
- steenarend
- molensteen
- ezelsveulen
- steengroeve
- steenwortel
- steenachtig
- dondersteen
- straatsteen
- steenpapier
- steenvrucht
- steenmarter
- schoorsteen
- steenhouwer
- arduinsteen
- ezelspinguïn
- klappersteen
- granaatsteen
- steentijdvak
- steentijdperk
- travertijnsteen