kerktoren
Dutch (Brabantic)
/ˈkɛrkˌtoː.rə(n)/
noun
Definitions
- steeple, church tower
Etymology
Inherited from Middle Dutch kerctoren compound from Dutch, Flemish kerk (church) + Dutch, Flemish toren (tower).
Origin
Dutch (Brabantic)
toren
Gloss
tower
Concept
Semantic Field
Warfare and hunting
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
楼, 塔
Emoji
🗼
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- Eiffeltoren Dutch, Flemish
- Oudkerkslavisch Dutch, Flemish
- Ridderkerk Dutch, Flemish
- abdijkerk Dutch, Flemish
- belegeringstoren Dutch, Flemish
- boortoren Dutch, Flemish
- domkerk Dutch, Flemish
- dorpskerk Dutch, Flemish
- geschutstoren Dutch, Flemish
- hospitaalkerkschip Dutch, Flemish
- huiskerk Dutch, Flemish
- jodenkerk Dutch, Flemish
- kasteeltoren Dutch, Flemish
- kerk Dutch, Flemish
- kerkasiel Dutch, Flemish
- kerkbank Dutch, Flemish
- kerkbestuur Dutch, Flemish
- kerkburcht Dutch, Flemish
- kerkdeur Dutch, Flemish
- kerkdienst Dutch, Flemish
- kerkdorp Dutch, Flemish
- kerkelijk Dutch, Flemish
- kerkendom Dutch, Flemish
- kerkfabriek Dutch, Flemish
- kerkganger Dutch, Flemish
- kerkgebruik Dutch, Flemish
- kerkgenootschap Dutch, Flemish
- kerkhistoricus Dutch, Flemish
- kerkhof Dutch, Flemish
- kerkklok Dutch, Flemish
- kerkkoor Dutch, Flemish
- kerkorde Dutch, Flemish
- kerkorgel Dutch, Flemish
- kerks Dutch, Flemish
- kerkschuur Dutch, Flemish
- kerkstuk Dutch, Flemish
- kerktuin Dutch, Flemish
- kerkuil Dutch, Flemish
- kerkvader Dutch, Flemish
- kerkvergadering Dutch, Flemish
- kerkvoogd Dutch, Flemish
- kerkvorst Dutch, Flemish
- kerkzaal Dutch, Flemish
- kinderkerk Dutch, Flemish
- klokkentoren Dutch, Flemish
- koeltoren Dutch, Flemish
- kruiskerk Dutch, Flemish
- lichttoren Dutch, Flemish
- panoramatoren Dutch, Flemish
- schaaktoren Dutch, Flemish
- schachttoren Dutch, Flemish
- schuilkerk Dutch, Flemish
- schuurkerk Dutch, Flemish
- staafkerk Dutch, Flemish
- staanderkerk Dutch, Flemish
- staatskerk Dutch, Flemish
- toren Dutch, Flemish
- torenflat Dutch, Flemish
- torenfort Dutch, Flemish
- torenhoog Dutch, Flemish
- torenspits Dutch, Flemish
- torenwacht Dutch, Flemish
- uitkijktoren Dutch, Flemish
- vieringtoren Dutch, Flemish
- vuurtoren Dutch, Flemish
- wachttoren Dutch, Flemish
- waterstaatskerk Dutch, Flemish
- watertoren Dutch, Flemish
- weerkerk Dutch, Flemish
- woontoren Dutch, Flemish
- zaalkerk Dutch, Flemish
- kerctoren Middle Dutch
- kerke Middle Dutch
- torre Middle Dutch
- kerk Afrikaans
- toring Afrikaans
- kerki Sranan Tongo
- kerk
- kerks
- toren
- kerkuil
- domkerk
- kerkhof
- kerkzaal
- zaalkerk
- kerktuin
- kerkorde
- kerkstuk
- kerkkoor
- kerkklok
- huiskerk
- kerkdorp
- kerkbank
- kerkdeur
- weerkerk
- torenhoog
- kerkvader
- kruiskerk
- kerkendom
- kerkvoogd
- jodenkerk
- staafkerk
- dorpskerk
- kerkasiel
- vuurtoren
- kerkorgel
- torenflat
- boortoren
- kerkvorst
- kerkelijk
- koeltoren
- torenfort
- abdijkerk
- woontoren
- kerkburcht
- torenspits
- lichttoren
- schuurkerk
- kerkganger
- Ridderkerk
- torenwacht
- kerkschuur
- kinderkerk
- watertoren
- staatskerk
- kerkdienst
- schuilkerk
- wachttoren
- kerkbestuur
- Eiffeltoren
- kerkfabriek
- schaaktoren
- kerkgebruik
- uitkijktoren
- schachttoren
- staanderkerk
- vieringtoren
- klokkentoren
- kasteeltoren
- panoramatoren
- geschutstoren
- kerkhistoricus
- waterstaatskerk
- Oudkerkslavisch
- kerkgenootschap
- kerkvergadering
- belegeringstoren
- hospitaalkerkschip