kasteeltoren
Dutch (Brabantic)
/kɑsˈteːlˌtoː.rə(n)/
noun
Definitions
- castle tower (e.g. a keep, turret or any other tower belonging to a castle)
Etymology
Compound from Dutch, Flemish kasteel (castle) + Dutch, Flemish toren (tower).
Origin
Dutch (Brabantic)
toren
Gloss
tower
Concept
Semantic Field
Warfare and hunting
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
楼, 塔
Emoji
🗼
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- Eiffeltoren Dutch, Flemish
- achterkasteel Dutch, Flemish
- belegeringstoren Dutch, Flemish
- boortoren Dutch, Flemish
- geschutstoren Dutch, Flemish
- kasteel Dutch, Flemish
- kasteelboerderij Dutch, Flemish
- kerktoren Dutch, Flemish
- klokkentoren Dutch, Flemish
- koeltoren Dutch, Flemish
- lichttoren Dutch, Flemish
- luchtkasteel Dutch, Flemish
- panoramatoren Dutch, Flemish
- schaaktoren Dutch, Flemish
- schachttoren Dutch, Flemish
- toren Dutch, Flemish
- torenflat Dutch, Flemish
- torenfort Dutch, Flemish
- torenhoog Dutch, Flemish
- torenspits Dutch, Flemish
- torenwacht Dutch, Flemish
- uitkijktoren Dutch, Flemish
- vieringtoren Dutch, Flemish
- voorkasteel Dutch, Flemish
- vuurtoren Dutch, Flemish
- wachttoren Dutch, Flemish
- watertoren Dutch, Flemish
- woontoren Dutch, Flemish
- zandkasteel Dutch, Flemish
- kastel Indonesian
- kastil Indonesian
- castēel Middle Dutch
- torre Middle Dutch
- kasteel Afrikaans
- toring Afrikaans
- toren
- kasteel
- vuurtoren
- torenhoog
- torenflat
- boortoren
- koeltoren
- torenfort
- kerktoren
- woontoren
- torenwacht
- torenspits
- lichttoren
- watertoren
- wachttoren
- Eiffeltoren
- zandkasteel
- voorkasteel
- schaaktoren
- uitkijktoren
- luchtkasteel
- schachttoren
- vieringtoren
- klokkentoren
- panoramatoren
- achterkasteel
- geschutstoren
- belegeringstoren
- kasteelboerderij