buurvrouw
Dutch (Brabantic)
/ˈbyːr.vrɑu̯/
noun
Definitions
- neighbour female.
Etymology
Compound from Dutch, Flemish buur (neighbour) + Dutch, Flemish vrouw (woman, wife, lady, women, vrouw, mistress).
Origin
Dutch (Brabantic)
vrouw
Gloss
woman, wife, lady, women, vrouw, mistress
Concept
Semantic Field
Kinship
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
女
Emoji
👭 👯♀️ 🤼♀️ ⛹️♀️ 🏃♀️ 🏄♀️ 🏊♀️ 🏋️♀️ 🏌️♀️ 👒 👗 👚 👠 👡 👢 👨👩👦 👨👩👦👦 👨👩👧 👨👩👧👦 👨👩👧👧 👩⚕️ 👩⚖️ 👩✈️ 👩❤️👨 👩❤️👩 👩❤️💋👨 👩❤️💋👩 👩🌾 👩🍳 👩🍼 👩🎓 👩🎤 👩🎨 👩🏫 👩🏭 👩👦 👩👦👦 👩👧 👩👧👦 👩👧👧 👩👩👦 👩👩👦👦 👩👩👧 👩👩👧👦 👩👩👧👧 👩💻 👩💼 👩🔧 👩🔬 👩🚀 👩🚒 👩🦯 👩🦰 👩🦱 👩🦲 👩🦳 👩🦼 👩🦽 👪️ 👫 👮♀️ 👰♀️ 👱♀️ 👳♀️ 👵 👷♀️ 💁♀️ 💂♀️ 💃 💆♀️ 💇♀️ 💏 💑 🕵️♀️ 🙅♀️ 🙆♀️ 🙇♀️ 🙋♀️ 🙍♀️ 🙎♀️ 🚣♀️ 🚴♀️ 🚵♀️ 🚶♀️ 🤦♀️ 🤰 🤵♀️ 🤷♀️ 🤸♀️ 🤹♀️ 🤽♀️ 🤾♀️ 🦸♀️ 🦹♀️ 🧍♀️ 🧎♀️ 🧏♀️
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- vrouw English
- Oranjevrouw Dutch, Flemish
- ambachtsvrouw Dutch, Flemish
- barvrouw Dutch, Flemish
- beneden Dutch, Flemish
- benedenbuur Dutch, Flemish
- benedenbuurvrouw Dutch, Flemish
- beschermvrouw Dutch, Flemish
- bewindsvrouw Dutch, Flemish
- bijvrouw Dutch, Flemish
- botervrouw Dutch, Flemish
- bovenbuur Dutch, Flemish
- brandweervrouw Dutch, Flemish
- buitenvrouw Dutch, Flemish
- burchtvrouw Dutch, Flemish
- burenhulp Dutch, Flemish
- burenruzie Dutch, Flemish
- buur Dutch, Flemish
- buurjongen Dutch, Flemish
- buurkind Dutch, Flemish
- buurland Dutch, Flemish
- buurman Dutch, Flemish
- buurmeisje Dutch, Flemish
- buurschap Dutch, Flemish
- buurvrijer Dutch, Flemish
- cisvrouw Dutch, Flemish
- doelvrouw Dutch, Flemish
- ex-vrouw Dutch, Flemish
- gastvrouw Dutch, Flemish
- huisvrouw Dutch, Flemish
- ijscovrouw Dutch, Flemish
- kraamvrouw Dutch, Flemish
- kuisvrouw Dutch, Flemish
- mevrouw Dutch, Flemish
- noorderbuur Dutch, Flemish
- ombudsvrouw Dutch, Flemish
- onderbuur Dutch, Flemish
- sneeuwvrouw Dutch, Flemish
- sportvrouw Dutch, Flemish
- timmervrouw Dutch, Flemish
- topvrouw Dutch, Flemish
- transvrouw Dutch, Flemish
- tuinvrouw Dutch, Flemish
- vakvrouw Dutch, Flemish
- vroedvrouw Dutch, Flemish
- vrouw Dutch, Flemish
- vrouwelijk Dutch, Flemish
- vrouwenemancipatie Dutch, Flemish
- vrouwenhaat Dutch, Flemish
- vrouwenhandel Dutch, Flemish
- vrouwenhater Dutch, Flemish
- vrouwenkiesrecht Dutch, Flemish
- vrouwenquotum Dutch, Flemish
- vrouwenring Dutch, Flemish
- vrouwenversierder Dutch, Flemish
- vrouwenvoetbal Dutch, Flemish
- vrouwmens Dutch, Flemish
- weervrouw Dutch, Flemish
- zoonsvrouw Dutch, Flemish
- zuiderbuur Dutch, Flemish
- buur Middle Dutch
- vrouwe Middle Dutch
- buur Afrikaans
- vrou Afrikaans
- folow Aukan
- buur
- vrouw
- mevrouw
- buurman
- beneden
- buurland
- cisvrouw
- ex-vrouw
- barvrouw
- topvrouw
- bijvrouw
- vakvrouw
- buurkind
- onderbuur
- bovenbuur
- vrouwmens
- weervrouw
- gastvrouw
- burenhulp
- buurschap
- tuinvrouw
- kuisvrouw
- huisvrouw
- doelvrouw
- burenruzie
- buurmeisje
- sportvrouw
- transvrouw
- kraamvrouw
- vrouwelijk
- botervrouw
- buurvrijer
- ijscovrouw
- buurjongen
- zuiderbuur
- zoonsvrouw
- vroedvrouw
- vrouwenring
- sneeuwvrouw
- benedenbuur
- vrouwenhaat
- burchtvrouw
- ombudsvrouw
- Oranjevrouw
- buitenvrouw
- timmervrouw
- noorderbuur
- bewindsvrouw
- vrouwenhater
- beschermvrouw
- ambachtsvrouw
- vrouwenquotum
- vrouwenhandel
- brandweervrouw
- vrouwenvoetbal
- vrouwenkiesrecht
- benedenbuurvrouw
- vrouwenversierder
- vrouwenemancipatie