vrouw
Dutch (Brabantic)
/vrɑu̯/
noun
Definitions
- woman
- wife
Etymology
Inherited from Middle Dutch vrouwe (lady) inherited from Old Dutch frouwa inherited from Proto-Germanic *frawjǭ (lady, mistress).
Origin
Proto-Germanic
*frawjǭ
Gloss
lady, mistress
Concept
Semantic Field
Social and political relations
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
婦
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- frow English
- mevrouw English
- vrouw English
- Oranje Dutch, Flemish
- Oranjevrouw Dutch, Flemish
- ambacht Dutch, Flemish
- ambachtsvrouw Dutch, Flemish
- bar Dutch, Flemish
- barvrouw Dutch, Flemish
- benedenbuurvrouw Dutch, Flemish
- beschermen Dutch, Flemish
- beschermvrouw Dutch, Flemish
- bewind Dutch, Flemish
- bewindsvrouw Dutch, Flemish
- bij Dutch, Flemish
- bijvrouw Dutch, Flemish
- boter Dutch, Flemish
- botervrouw Dutch, Flemish
- brandweer Dutch, Flemish
- brandweervrouw Dutch, Flemish
- buiten Dutch, Flemish
- buitenvrouw Dutch, Flemish
- burcht Dutch, Flemish
- burchtvrouw Dutch, Flemish
- buur Dutch, Flemish
- buurvrouw Dutch, Flemish
- cisvrouw Dutch, Flemish
- doel Dutch, Flemish
- doelvrouw Dutch, Flemish
- emancipatie Dutch, Flemish
- ex-vrouw Dutch, Flemish
- gast Dutch, Flemish
- gastvrouw Dutch, Flemish
- haat Dutch, Flemish
- handel Dutch, Flemish
- hater Dutch, Flemish
- huis Dutch, Flemish
- huisvrouw Dutch, Flemish
- ijsco Dutch, Flemish
- ijscovrouw Dutch, Flemish
- kiesrecht Dutch, Flemish
- kraam Dutch, Flemish
- kraamvrouw Dutch, Flemish
- kraamvrouwenkoorts Dutch, Flemish
- kraamvrouwensterfte Dutch, Flemish
- kuisen Dutch, Flemish
- kuisvrouw Dutch, Flemish
- luchtgastvrouw Dutch, Flemish
- mens Dutch, Flemish
- mevrouw Dutch, Flemish
- mijn Dutch, Flemish
- ombudsvrouw Dutch, Flemish
- onvrouwelijk Dutch, Flemish
- quotum Dutch, Flemish
- ring Dutch, Flemish
- sneeuw Dutch, Flemish
- sneeuwvrouw Dutch, Flemish
- sport Dutch, Flemish
- sportvrouw Dutch, Flemish
- timmeren Dutch, Flemish
- timmervrouw Dutch, Flemish
- top Dutch, Flemish
- topvrouw Dutch, Flemish
- transvrouw Dutch, Flemish
- tuin Dutch, Flemish
- tuinvrouw Dutch, Flemish
- vak Dutch, Flemish
- vakvrouw Dutch, Flemish
- versieren Dutch, Flemish
- voetbal Dutch, Flemish
- vroed Dutch, Flemish
- vroedvrouw Dutch, Flemish
- vrouwelijk Dutch, Flemish
- vrouwelijkheid Dutch, Flemish
- vrouwenemancipatie Dutch, Flemish
- vrouwenhaat Dutch, Flemish
- vrouwenhandel Dutch, Flemish
- vrouwenhater Dutch, Flemish
- vrouwenkiesrecht Dutch, Flemish
- vrouwenquotum Dutch, Flemish
- vrouwenring Dutch, Flemish
- vrouwenversierder Dutch, Flemish
- vrouwenvoetbal Dutch, Flemish
- vrouwmens Dutch, Flemish
- weer Dutch, Flemish
- weervrouw Dutch, Flemish
- zoon Dutch, Flemish
- zoonsvrouw Dutch, Flemish
- *proHwo- Proto-Indo-European
- *prōw- Proto-Indo-European
- *frawjǭ Proto-Germanic
- Freyja Old Norse
- freyja Old Norse
- frouva Old Norse
- frú Old Norse
- mevrouwe Middle Dutch
- vroedvrouw Middle Dutch
- vrouwe Middle Dutch
- vrouwelijc Middle Dutch
- frouwa Old High German
- mevrou Afrikaans
- sakevrou Afrikaans
- straatvrou Afrikaans
- vrou Afrikaans
- vrouwe Middle High German
- Fra Luxembourgish, Letzeburgesch
- Jongfra Luxembourgish, Letzeburgesch
- *frōwa Old Dutch
- frouwa Old Dutch
- vrouweken Middle Low German
- frua Old Saxon
- frūa Old Saxon
- Fraa Pennsylvania German
- Fraa Hunsrik
- vrów Limburgan, Limburger, Limburgish
- vrouwe Zealandic
- folow Aukan
- Fraa Rhine Franconian
- vak
- bar
- bij
- top
- weer
- haat
- buur
- gast
- mijn
- huis
- tuin
- ring
- doel
- zoon
- mens
- ijsco
- boter
- sport
- vroed
- kraam
- hater
- handel
- burcht
- kuisen
- quotum
- sneeuw
- bewind
- Oranje
- buiten
- ambacht
- voetbal
- mevrouw
- timmeren
- cisvrouw
- ex-vrouw
- barvrouw
- vakvrouw
- topvrouw
- bijvrouw
- brandweer
- vrouwmens
- gastvrouw
- buurvrouw
- doelvrouw
- kiesrecht
- versieren
- weervrouw
- tuinvrouw
- kuisvrouw
- huisvrouw
- sportvrouw
- vrouwelijk
- botervrouw
- beschermen
- zoonsvrouw
- transvrouw
- kraamvrouw
- ijscovrouw
- vroedvrouw
- vrouwenring
- sneeuwvrouw
- vrouwenhaat
- ombudsvrouw
- Oranjevrouw
- buitenvrouw
- timmervrouw
- emancipatie
- burchtvrouw
- bewindsvrouw
- onvrouwelijk
- vrouwenhater
- beschermvrouw
- ambachtsvrouw
- vrouwenquotum
- vrouwenhandel
- vrouwelijkheid
- brandweervrouw
- luchtgastvrouw
- vrouwenvoetbal
- vrouwenkiesrecht
- benedenbuurvrouw
- vrouwenversierder
- vrouwenemancipatie
- kraamvrouwenkoorts
- kraamvrouwensterfte