koosnaam
Dutch (Brabantic)
/ˈkoːs.naːm/
noun
Definitions
- pet name, name of endearment.
Etymology
Borrowed from German Kosename compound from Dutch, Flemish kozen (caress) + Dutch, Flemish naam (name, noun, nominal).
Origin
Dutch (Brabantic)
naam
Gloss
name, noun, nominal
Concept
Semantic Field
Speech and language
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
名
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- Kosename German
- Name German
- kosen German
- achternaam Dutch, Flemish
- artiestennaam Dutch, Flemish
- bijnaam Dutch, Flemish
- boekennaam Dutch, Flemish
- carnavalsnaam Dutch, Flemish
- deknaam Dutch, Flemish
- doopnaam Dutch, Flemish
- eigennaam Dutch, Flemish
- familienaam Dutch, Flemish
- gelijknamig Dutch, Flemish
- geuzennaam Dutch, Flemish
- koosvorm Dutch, Flemish
- kozen Dutch, Flemish
- landnaam Dutch, Flemish
- landsnaam Dutch, Flemish
- maandnaam Dutch, Flemish
- naam Dutch, Flemish
- naambord Dutch, Flemish
- naamchristen Dutch, Flemish
- naamdag Dutch, Flemish
- naamdrager Dutch, Flemish
- naamgenoot Dutch, Flemish
- naamgever Dutch, Flemish
- naamloos Dutch, Flemish
- naamval Dutch, Flemish
- naamvers Dutch, Flemish
- naamwaarde Dutch, Flemish
- naamwoord Dutch, Flemish
- persoonsnaam Dutch, Flemish
- plaatsnaam Dutch, Flemish
- roepnaam Dutch, Flemish
- schuilnaam Dutch, Flemish
- soortnaam Dutch, Flemish
- straatnaam Dutch, Flemish
- troetelnaam Dutch, Flemish
- vleinaam Dutch, Flemish
- voornaamwoord Dutch, Flemish
- nama lengkap Indonesian
- name Middle Dutch
- naam Afrikaans
- naam
- kozen
- bijnaam
- deknaam
- naamdag
- naamval
- landnaam
- roepnaam
- doopnaam
- vleinaam
- naamvers
- koosvorm
- naamloos
- naambord
- maandnaam
- landsnaam
- naamwoord
- naamgever
- eigennaam
- soortnaam
- boekennaam
- naamwaarde
- straatnaam
- geuzennaam
- schuilnaam
- plaatsnaam
- naamgenoot
- naamdrager
- achternaam
- troetelnaam
- familienaam
- gelijknamig
- persoonsnaam
- naamchristen
- carnavalsnaam
- artiestennaam
- voornaamwoord