naamgever
Dutch (Brabantic)
noun
Definitions
- eponym
Etymology
Compound from Dutch, Flemish naam (name, noun, nominal) + Dutch, Flemish gever (giver).
Origin
Dutch (Brabantic)
gever
Gloss
giver
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- achternaam Dutch, Flemish
- artiestennaam Dutch, Flemish
- bijnaam Dutch, Flemish
- boekennaam Dutch, Flemish
- carnavalsnaam Dutch, Flemish
- deknaam Dutch, Flemish
- doopnaam Dutch, Flemish
- eigennaam Dutch, Flemish
- familienaam Dutch, Flemish
- gelijknamig Dutch, Flemish
- geuzennaam Dutch, Flemish
- geven Dutch, Flemish
- gever Dutch, Flemish
- koosnaam Dutch, Flemish
- landnaam Dutch, Flemish
- landsnaam Dutch, Flemish
- maandnaam Dutch, Flemish
- naam Dutch, Flemish
- naambord Dutch, Flemish
- naamchristen Dutch, Flemish
- naamdag Dutch, Flemish
- naamdrager Dutch, Flemish
- naamgenoot Dutch, Flemish
- naamloos Dutch, Flemish
- naamval Dutch, Flemish
- naamvers Dutch, Flemish
- naamwaarde Dutch, Flemish
- naamwoord Dutch, Flemish
- opdrachtgever Dutch, Flemish
- persoonsnaam Dutch, Flemish
- plaatsnaam Dutch, Flemish
- raadgever Dutch, Flemish
- roepnaam Dutch, Flemish
- schuilnaam Dutch, Flemish
- soortnaam Dutch, Flemish
- straatnaam Dutch, Flemish
- troetelnaam Dutch, Flemish
- verslaggever Dutch, Flemish
- vleinaam Dutch, Flemish
- voornaamwoord Dutch, Flemish
- werkgever Dutch, Flemish
- nama lengkap Indonesian
- gevere Middle Dutch
- name Middle Dutch
- naam Afrikaans
- naam
- gever
- geven
- bijnaam
- deknaam
- naamdag
- naamval
- landnaam
- roepnaam
- doopnaam
- vleinaam
- naamvers
- naamloos
- koosnaam
- naambord
- maandnaam
- landsnaam
- werkgever
- naamwoord
- raadgever
- eigennaam
- soortnaam
- boekennaam
- naamwaarde
- straatnaam
- geuzennaam
- schuilnaam
- plaatsnaam
- naamgenoot
- naamdrager
- achternaam
- troetelnaam
- familienaam
- gelijknamig
- persoonsnaam
- naamchristen
- verslaggever
- opdrachtgever
- carnavalsnaam
- artiestennaam
- voornaamwoord