schietgraag
Dutch (Brabantic)
/ˈsxit.xraːx/
adj
Definitions
- trigger-happy
- (football) eager to shoot at goal
Etymology
Compound from Dutch, Flemish schieten (shoot, grow quickly) + Dutch, Flemish graag (eager, gladly, keen).
Origin
Dutch (Brabantic)
graag
Gloss
eager, gladly, keen
Concept
Semantic Field
Emotions and values
Ontological Category
Property
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aanschieten Dutch, Flemish
- afschieten Dutch, Flemish
- beschieten Dutch, Flemish
- bijschieten Dutch, Flemish
- bijtgraag Dutch, Flemish
- boogschieten Dutch, Flemish
- dolgraag Dutch, Flemish
- doorschieten Dutch, Flemish
- graag Dutch, Flemish
- grijpgraag Dutch, Flemish
- klimaatschieten Dutch, Flemish
- neerschieten Dutch, Flemish
- ontschieten Dutch, Flemish
- opschieten Dutch, Flemish
- prijsschieten Dutch, Flemish
- schietbaan Dutch, Flemish
- schietbout Dutch, Flemish
- schieten Dutch, Flemish
- schietgat Dutch, Flemish
- schietgebed Dutch, Flemish
- schietgeweer Dutch, Flemish
- schietijzer Dutch, Flemish
- schietkraam Dutch, Flemish
- schietlood Dutch, Flemish
- schietpartij Dutch, Flemish
- schietschijf Dutch, Flemish
- schietvoorraad Dutch, Flemish
- schietwilg Dutch, Flemish
- uitschieten Dutch, Flemish
- verschieten Dutch, Flemish
- volschieten Dutch, Flemish
- voorschieten Dutch, Flemish
- sekip Indonesian
- gradig Middle Dutch
- schieten Middle Dutch
- skiet Afrikaans
- graag
- dolgraag
- schieten
- bijtgraag
- schietgat
- schietbout
- schietlood
- opschieten
- grijpgraag
- schietbaan
- beschieten
- afschieten
- schietwilg
- ontschieten
- schietgebed
- schietkraam
- schietijzer
- aanschieten
- volschieten
- uitschieten
- bijschieten
- verschieten
- neerschieten
- schietschijf
- schietgeweer
- voorschieten
- boogschieten
- schietpartij
- doorschieten
- prijsschieten
- schietvoorraad
- klimaatschieten