vleeswaar
Dutch (Brabantic)
/ˈvleːs.ʋaːr/
noun
Definitions
- (chiefly) processed meat products, smallgoods
Etymology
Inherited from Middle Dutch vlêeschwāre compound from Dutch, Flemish vlees (meat, flesh) + Dutch, Flemish waar (true, ware, attention, where, care, product, goods offered for sale use, wares).
Origin
Dutch (Brabantic)
waar
Gloss
true, ware, attention, where, care, product, goods offered for sale use, wares
Concept
Semantic Field
Emotions and values
Ontological Category
Property
Kanji
産
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- alvlees Dutch, Flemish
- deegwaar Dutch, Flemish
- eetwaar Dutch, Flemish
- etenswaar Dutch, Flemish
- handelswaar Dutch, Flemish
- ijzerwarenwinkel Dutch, Flemish
- kalfsvlees Dutch, Flemish
- kanonnenvlees Dutch, Flemish
- kippenvlees Dutch, Flemish
- koopwaar Dutch, Flemish
- lamsvlees Dutch, Flemish
- meewarig Dutch, Flemish
- nepvlees Dutch, Flemish
- pekelvlees Dutch, Flemish
- rookwaar Dutch, Flemish
- rundvlees Dutch, Flemish
- schapenvlees Dutch, Flemish
- schapevlees Dutch, Flemish
- schapievlees Dutch, Flemish
- stoofvlees Dutch, Flemish
- tandvlees Dutch, Flemish
- vanwaar Dutch, Flemish
- varkensvlees Dutch, Flemish
- vegavlees Dutch, Flemish
- vlees Dutch, Flemish
- vleesboom Dutch, Flemish
- vleeshamer Dutch, Flemish
- vleeshouwer Dutch, Flemish
- vleeslul Dutch, Flemish
- vleesnat Dutch, Flemish
- vleesschaap Dutch, Flemish
- vleesvervanger Dutch, Flemish
- vleesverwerking Dutch, Flemish
- vleselijk Dutch, Flemish
- vlezig Dutch, Flemish
- voorwaar Dutch, Flemish
- vruchtvlees Dutch, Flemish
- waar Dutch, Flemish
- waarachtig Dutch, Flemish
- waarborgen Dutch, Flemish
- waarheen Dutch, Flemish
- waarheid Dutch, Flemish
- waarlijk Dutch, Flemish
- waarnemen Dutch, Flemish
- waarom Dutch, Flemish
- waarschijnlijk Dutch, Flemish
- waarsman Dutch, Flemish
- weliswaar Dutch, Flemish
- woekervlees Dutch, Flemish
- zitvlees Dutch, Flemish
- vlêesch Middle Dutch
- vlêeschwāre Middle Dutch
- waer Middle Dutch
- wāer Middle Dutch
- waar Afrikaans
- waar
- vlees
- waarom
- vlezig
- alvlees
- eetwaar
- vanwaar
- vleeslul
- deegwaar
- waarsman
- zitvlees
- waarheid
- vleesnat
- rookwaar
- koopwaar
- nepvlees
- meewarig
- waarlijk
- voorwaar
- waarheen
- tandvlees
- waarnemen
- vegavlees
- rundvlees
- vleselijk
- weliswaar
- lamsvlees
- etenswaar
- vleesboom
- vleeshamer
- stoofvlees
- kalfsvlees
- pekelvlees
- waarborgen
- waarachtig
- woekervlees
- handelswaar
- vleeshouwer
- vleesschaap
- schapevlees
- kippenvlees
- vruchtvlees
- schapievlees
- schapenvlees
- varkensvlees
- kanonnenvlees
- waarschijnlijk
- vleesvervanger
- vleesverwerking
- ijzerwarenwinkel