vleselijk
Dutch (Brabantic)
/ˈvleː.sə.lək/
adj
Definitions
- fleshly, carnal
Etymology
Inherited from Middle Dutch vlêeschelijc affix from Dutch, Flemish vlees (meat, flesh).
Origin
Dutch (Brabantic)
vlees
Gloss
meat, flesh
Concept
Semantic Field
Food and drink
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
肉
Emoji
🍖 🐖 🐷 🥓
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- alvlees Dutch, Flemish
- kalfsvlees Dutch, Flemish
- kanonnenvlees Dutch, Flemish
- kippenvlees Dutch, Flemish
- lamsvlees Dutch, Flemish
- nepvlees Dutch, Flemish
- pekelvlees Dutch, Flemish
- rundvlees Dutch, Flemish
- schapenvlees Dutch, Flemish
- schapevlees Dutch, Flemish
- schapievlees Dutch, Flemish
- stoofvlees Dutch, Flemish
- tandvlees Dutch, Flemish
- varkensvlees Dutch, Flemish
- vegavlees Dutch, Flemish
- vlees Dutch, Flemish
- vleesboom Dutch, Flemish
- vleeshamer Dutch, Flemish
- vleeshouwer Dutch, Flemish
- vleeslul Dutch, Flemish
- vleesnat Dutch, Flemish
- vleesschaap Dutch, Flemish
- vleesvervanger Dutch, Flemish
- vleesverwerking Dutch, Flemish
- vleeswaar Dutch, Flemish
- vlezig Dutch, Flemish
- vruchtvlees Dutch, Flemish
- woekervlees Dutch, Flemish
- zitvlees Dutch, Flemish
- vlêesch Middle Dutch
- vlêeschelijc Middle Dutch
- vlees
- vlezig
- alvlees
- vleeslul
- zitvlees
- nepvlees
- vleesnat
- tandvlees
- vleeswaar
- vegavlees
- rundvlees
- vleesboom
- lamsvlees
- vleeshamer
- stoofvlees
- kalfsvlees
- pekelvlees
- woekervlees
- vleeshouwer
- vleesschaap
- kippenvlees
- schapevlees
- vruchtvlees
- schapievlees
- schapenvlees
- varkensvlees
- kanonnenvlees
- vleesvervanger
- vleesverwerking