spreekkamer
Dutch (Brabantic)
/ˈspreːˌkaː.mər/
noun
Definitions
- A doctor's office, a surgery, a consulting room, a consultation room.
Etymology
Compound from Dutch, Flemish spreken (speak) + Dutch, Flemish kamer (room, chamber).
Origin
Dutch (Brabantic)
kamer
Gloss
room, chamber
Concept
Semantic Field
The house
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
室, 房
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- camera Latin
- aalmoezenierskamer Dutch, Flemish
- aanspreken Dutch, Flemish
- achterkamer Dutch, Flemish
- afspreken Dutch, Flemish
- badkamer Dutch, Flemish
- bedkamer Dutch, Flemish
- bespreken Dutch, Flemish
- bestekamer Dutch, Flemish
- boegbuiskamer Dutch, Flemish
- buikspreken Dutch, Flemish
- eenkamerig Dutch, Flemish
- folterkamer Dutch, Flemish
- gildekamer Dutch, Flemish
- grafkamer Dutch, Flemish
- huiskamer Dutch, Flemish
- inspreken Dutch, Flemish
- kamer Dutch, Flemish
- kamerarrest Dutch, Flemish
- kamerjas Dutch, Flemish
- kamerlid Dutch, Flemish
- kamermeisje Dutch, Flemish
- kamermuziek Dutch, Flemish
- kamerolifant Dutch, Flemish
- kamerplant Dutch, Flemish
- kamerstuk Dutch, Flemish
- kamertemperatuur Dutch, Flemish
- kleedkamer Dutch, Flemish
- kraamkamer Dutch, Flemish
- kwaadspreken Dutch, Flemish
- leraarskamer Dutch, Flemish
- lerarenkamer Dutch, Flemish
- luchtkamer Dutch, Flemish
- martelkamer Dutch, Flemish
- operatiekamer Dutch, Flemish
- paskamer Dutch, Flemish
- rederijkerskamer Dutch, Flemish
- rommelkamer Dutch, Flemish
- schatkamer Dutch, Flemish
- slaapkamer Dutch, Flemish
- spreekbeurt Dutch, Flemish
- spreekbuis Dutch, Flemish
- spreekkoor Dutch, Flemish
- spreekstalmeester Dutch, Flemish
- spreektaal Dutch, Flemish
- spreekuur Dutch, Flemish
- spreekwijze Dutch, Flemish
- spreekwoord Dutch, Flemish
- spreken Dutch, Flemish
- spreker Dutch, Flemish
- studeerkamer Dutch, Flemish
- tegenspreken Dutch, Flemish
- tuinkamer Dutch, Flemish
- uitspreken Dutch, Flemish
- verbrandingskamer Dutch, Flemish
- verspreken Dutch, Flemish
- wachtkamer Dutch, Flemish
- weerspreken Dutch, Flemish
- woonkamer Dutch, Flemish
- zitkamer Dutch, Flemish
- zolderkamer Dutch, Flemish
- zondagskamer Dutch, Flemish
- OK Indonesian
- kamar Indonesian
- cāmere Middle Dutch
- sprēken Middle Dutch
- kamer Afrikaans
- kamber Papiamentu
- kamer
- spreker
- spreken
- kamerlid
- paskamer
- bedkamer
- badkamer
- kamerjas
- zitkamer
- huiskamer
- spreekuur
- grafkamer
- tuinkamer
- bespreken
- afspreken
- kamerstuk
- woonkamer
- inspreken
- schatkamer
- gildekamer
- slaapkamer
- kleedkamer
- spreektaal
- verspreken
- uitspreken
- kraamkamer
- bestekamer
- spreekbuis
- luchtkamer
- aanspreken
- spreekkoor
- kamerplant
- eenkamerig
- wachtkamer
- martelkamer
- spreekbeurt
- kamermeisje
- spreekwijze
- zolderkamer
- buikspreken
- achterkamer
- folterkamer
- spreekwoord
- rommelkamer
- kamerarrest
- weerspreken
- kamermuziek
- leraarskamer
- tegenspreken
- studeerkamer
- zondagskamer
- kamerolifant
- kwaadspreken
- lerarenkamer
- boegbuiskamer
- operatiekamer
- rederijkerskamer
- kamertemperatuur
- spreekstalmeester
- verbrandingskamer
- aalmoezenierskamer