slaapkamer
Dutch (Brabantic)
/ˈslaːpˌkaː.mər/
noun
Definitions
- bedroom
Etymology
Inherited from Middle Dutch slaepcamere compound from Dutch, Flemish slapen (sleep, sleeping) + Dutch, Flemish kamer (room, chamber).
Origin
Dutch (Brabantic)
kamer
Gloss
room, chamber
Concept
Semantic Field
The house
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
室, 房
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- camera Latin
- aalmoezenierskamer Dutch, Flemish
- achterkamer Dutch, Flemish
- badkamer Dutch, Flemish
- bedkamer Dutch, Flemish
- beslapen Dutch, Flemish
- bestekamer Dutch, Flemish
- boegbuiskamer Dutch, Flemish
- eenkamerig Dutch, Flemish
- folterkamer Dutch, Flemish
- gildekamer Dutch, Flemish
- grafkamer Dutch, Flemish
- huiskamer Dutch, Flemish
- inslapen Dutch, Flemish
- kamer Dutch, Flemish
- kamerarrest Dutch, Flemish
- kamerjas Dutch, Flemish
- kamerlid Dutch, Flemish
- kamermeisje Dutch, Flemish
- kamermuziek Dutch, Flemish
- kamerolifant Dutch, Flemish
- kamerplant Dutch, Flemish
- kamerstuk Dutch, Flemish
- kamertemperatuur Dutch, Flemish
- kleedkamer Dutch, Flemish
- kraamkamer Dutch, Flemish
- leraarskamer Dutch, Flemish
- lerarenkamer Dutch, Flemish
- luchtkamer Dutch, Flemish
- martelkamer Dutch, Flemish
- ontslapen Dutch, Flemish
- operatiekamer Dutch, Flemish
- overslapen Dutch, Flemish
- paskamer Dutch, Flemish
- rederijkerskamer Dutch, Flemish
- rommelkamer Dutch, Flemish
- schatkamer Dutch, Flemish
- slaapbank Dutch, Flemish
- slaapbol Dutch, Flemish
- slaapfeest Dutch, Flemish
- slaapkop Dutch, Flemish
- slaaplied Dutch, Flemish
- slaapmiddel Dutch, Flemish
- slaapmuts Dutch, Flemish
- slaappil Dutch, Flemish
- slaapstand Dutch, Flemish
- slaapzaal Dutch, Flemish
- slaapzak Dutch, Flemish
- slaapzucht Dutch, Flemish
- slapen Dutch, Flemish
- slapenstijd Dutch, Flemish
- slaper Dutch, Flemish
- spreekkamer Dutch, Flemish
- studeerkamer Dutch, Flemish
- tuinkamer Dutch, Flemish
- uitslapen Dutch, Flemish
- verbrandingskamer Dutch, Flemish
- verslapen Dutch, Flemish
- wachtkamer Dutch, Flemish
- woonkamer Dutch, Flemish
- zitkamer Dutch, Flemish
- zolderkamer Dutch, Flemish
- zondagskamer Dutch, Flemish
- OK Indonesian
- kamar Indonesian
- cāmere Middle Dutch
- slaepcamere Middle Dutch
- slâpen Middle Dutch
- kamer Afrikaans
- slaap Afrikaans
- slaapkamer Afrikaans
- kamber Papiamentu
- kamer
- slaper
- slapen
- slaappil
- kamerjas
- slaapbol
- inslapen
- kamerlid
- slaapkop
- zitkamer
- paskamer
- slaapzak
- beslapen
- bedkamer
- badkamer
- huiskamer
- slaapbank
- uitslapen
- kamerstuk
- woonkamer
- verslapen
- grafkamer
- slaapzaal
- slaapmuts
- ontslapen
- tuinkamer
- slaaplied
- slaapzucht
- kraamkamer
- schatkamer
- gildekamer
- slaapstand
- bestekamer
- slaapfeest
- luchtkamer
- overslapen
- kleedkamer
- kamerplant
- eenkamerig
- wachtkamer
- slapenstijd
- martelkamer
- zolderkamer
- spreekkamer
- achterkamer
- kamermeisje
- folterkamer
- slaapmiddel
- rommelkamer
- kamerarrest
- kamermuziek
- kamerolifant
- leraarskamer
- studeerkamer
- zondagskamer
- lerarenkamer
- boegbuiskamer
- operatiekamer
- kamertemperatuur
- rederijkerskamer
- verbrandingskamer
- aalmoezenierskamer