eenkamerig
Dutch (Brabantic)
adj
Definitions
- having one room
- (medicine) having one heart ventricle
- (legislative) having one legislative chambre; unicameral
Etymology
Affix from Dutch, Flemish een (one, mono, a, uni-) + Dutch, Flemish kamer (room, chamber).
Origin
Dutch (Brabantic)
kamer
Gloss
room, chamber
Concept
Semantic Field
The house
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
室, 房
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- camera Latin
- aalmoezenierskamer Dutch, Flemish
- aaneen Dutch, Flemish
- achtereen Dutch, Flemish
- achtereenvolgend Dutch, Flemish
- achterkamer Dutch, Flemish
- alleen Dutch, Flemish
- badkamer Dutch, Flemish
- bedkamer Dutch, Flemish
- bestekamer Dutch, Flemish
- bijeen Dutch, Flemish
- boegbuiskamer Dutch, Flemish
- een Dutch, Flemish
- eenakter Dutch, Flemish
- eenarmig Dutch, Flemish
- eenbrauw Dutch, Flemish
- eendaags Dutch, Flemish
- eendekker Dutch, Flemish
- eendracht Dutch, Flemish
- eenduidig Dutch, Flemish
- eeneiig Dutch, Flemish
- eenheid Dutch, Flemish
- eenhoorn Dutch, Flemish
- eenklank Dutch, Flemish
- eenlettergrepig Dutch, Flemish
- eenling Dutch, Flemish
- eenmaal Dutch, Flemish
- eenmanszaak Dutch, Flemish
- eenoog Dutch, Flemish
- eenoudergezin Dutch, Flemish
- eenparig Dutch, Flemish
- eenpersoonsbed Dutch, Flemish
- eens Dutch, Flemish
- eensklaps Dutch, Flemish
- eentalig Dutch, Flemish
- eenvormig Dutch, Flemish
- eenvoudig Dutch, Flemish
- eenwieler Dutch, Flemish
- eenwijverij Dutch, Flemish
- eenwording Dutch, Flemish
- eenzaadlobbig Dutch, Flemish
- eenzaam Dutch, Flemish
- eenzelvig Dutch, Flemish
- eenzijdig Dutch, Flemish
- elkeen Dutch, Flemish
- enig Dutch, Flemish
- folterkamer Dutch, Flemish
- gildekamer Dutch, Flemish
- grafkamer Dutch, Flemish
- huiskamer Dutch, Flemish
- iedereen Dutch, Flemish
- kamer Dutch, Flemish
- kamerarrest Dutch, Flemish
- kamerjas Dutch, Flemish
- kamerlid Dutch, Flemish
- kamermeisje Dutch, Flemish
- kamermuziek Dutch, Flemish
- kamerolifant Dutch, Flemish
- kamerplant Dutch, Flemish
- kamerstuk Dutch, Flemish
- kamertemperatuur Dutch, Flemish
- kleedkamer Dutch, Flemish
- kraamkamer Dutch, Flemish
- leraarskamer Dutch, Flemish
- lerarenkamer Dutch, Flemish
- luchtkamer Dutch, Flemish
- martelkamer Dutch, Flemish
- meteen Dutch, Flemish
- ondereen Dutch, Flemish
- operatiekamer Dutch, Flemish
- paskamer Dutch, Flemish
- rederijkerskamer Dutch, Flemish
- rommelkamer Dutch, Flemish
- schatkamer Dutch, Flemish
- slaapkamer Dutch, Flemish
- spreekkamer Dutch, Flemish
- studeerkamer Dutch, Flemish
- tuinkamer Dutch, Flemish
- verbrandingskamer Dutch, Flemish
- vereenbaren Dutch, Flemish
- wachtkamer Dutch, Flemish
- woonkamer Dutch, Flemish
- zitkamer Dutch, Flemish
- zolderkamer Dutch, Flemish
- zondagskamer Dutch, Flemish
- OK Indonesian
- antre Indonesian
- kamar Indonesian
- cāmere Middle Dutch
- een Middle Dutch
- êen Middle Dutch
- een Afrikaans
- kamer Afrikaans
- kamber Papiamentu
- een
- eens
- enig
- kamer
- meteen
- bijeen
- alleen
- eenoog
- elkeen
- aaneen
- eenmaal
- eenling
- eenheid
- eeneiig
- eenzaam
- eendaags
- eenarmig
- kamerlid
- paskamer
- bedkamer
- badkamer
- eentalig
- ondereen
- eenbrauw
- kamerjas
- iedereen
- eenhoorn
- eenakter
- zitkamer
- eenklank
- eenparig
- eenvormig
- eendekker
- huiskamer
- eenzijdig
- eensklaps
- grafkamer
- eenwieler
- eendracht
- tuinkamer
- kamerstuk
- woonkamer
- achtereen
- eenzelvig
- eenvoudig
- eenduidig
- schatkamer
- gildekamer
- slaapkamer
- kleedkamer
- kraamkamer
- bestekamer
- luchtkamer
- kamerplant
- eenwording
- wachtkamer
- martelkamer
- spreekkamer
- kamermeisje
- vereenbaren
- eenwijverij
- zolderkamer
- achterkamer
- folterkamer
- rommelkamer
- eenmanszaak
- kamerarrest
- kamermuziek
- leraarskamer
- studeerkamer
- zondagskamer
- kamerolifant
- lerarenkamer
- boegbuiskamer
- operatiekamer
- eenzaadlobbig
- eenoudergezin
- eenpersoonsbed
- eenlettergrepig
- rederijkerskamer
- kamertemperatuur
- achtereenvolgend
- verbrandingskamer
- aalmoezenierskamer