buikspreken
Dutch (Brabantic)
/ˈbœy̯kˌspreː.kə(n)/
noun
Definitions
- ventriloquism
Etymology
Compound from Dutch, Flemish buik (belly, abdomen, stomach) + Dutch, Flemish spreken (speak).
Origin
Dutch (Brabantic)
spreken
Gloss
speak
Concept
Semantic Field
Speech and language
Ontological Category
Action/Process
Kanji
話
Emoji
🗣️ 🗣️ 🙊
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aanspreken Dutch, Flemish
- afspreken Dutch, Flemish
- bespreken Dutch, Flemish
- bierbuik Dutch, Flemish
- bierpens Dutch, Flemish
- bovenbuik Dutch, Flemish
- buik Dutch, Flemish
- buikdans Dutch, Flemish
- buikdienaar Dutch, Flemish
- buikdienst Dutch, Flemish
- buikdrager Dutch, Flemish
- buikgriep Dutch, Flemish
- buikholte Dutch, Flemish
- buikloop Dutch, Flemish
- buikpijn Dutch, Flemish
- buikschuiver Dutch, Flemish
- buikspraak Dutch, Flemish
- buikspreekpop Dutch, Flemish
- buikspreekster Dutch, Flemish
- buikspreker Dutch, Flemish
- buiktyfus Dutch, Flemish
- buikvet Dutch, Flemish
- buikvin Dutch, Flemish
- buikvlies Dutch, Flemish
- buikvloed Dutch, Flemish
- buikwand Dutch, Flemish
- buikwind Dutch, Flemish
- buikworm Dutch, Flemish
- inspreken Dutch, Flemish
- kwaadspreken Dutch, Flemish
- onderbuik Dutch, Flemish
- pop Dutch, Flemish
- scheurbuik Dutch, Flemish
- spekbuik Dutch, Flemish
- spreekbeurt Dutch, Flemish
- spreekbuis Dutch, Flemish
- spreekkamer Dutch, Flemish
- spreekkoor Dutch, Flemish
- spreekstalmeester Dutch, Flemish
- spreektaal Dutch, Flemish
- spreekuur Dutch, Flemish
- spreekwijze Dutch, Flemish
- spreekwoord Dutch, Flemish
- spreken Dutch, Flemish
- spreker Dutch, Flemish
- tegenspreken Dutch, Flemish
- uitbuiken Dutch, Flemish
- uitspreken Dutch, Flemish
- verspreken Dutch, Flemish
- weerspreken Dutch, Flemish
- buuc Middle Dutch
- sprēken Middle Dutch
- pop
- buik
- buikvin
- buikvet
- spreker
- spreken
- buikloop
- bierpens
- buikworm
- buikdans
- buikwand
- spekbuik
- bierbuik
- buikwind
- buikpijn
- buikvlies
- spreekuur
- uitbuiken
- buiktyfus
- onderbuik
- bespreken
- buikholte
- buikgriep
- afspreken
- bovenbuik
- inspreken
- buikvloed
- buikspraak
- spreektaal
- scheurbuik
- verspreken
- uitspreken
- buikdienst
- buikdrager
- spreekbuis
- aanspreken
- spreekkoor
- spreekbeurt
- spreekkamer
- spreekwijze
- spreekwoord
- buikspreker
- buikdienaar
- weerspreken
- tegenspreken
- kwaadspreken
- buikschuiver
- buikspreekpop
- buikspreekster
- spreekstalmeester