speelvogel
Dutch (Brabantic)
/ˈspeːlˌvoː.ɣəl/
noun
Definitions
- (Belgium) a person with a very playful nature
- (archaic) bower bird, bird of the family Ptilonorhynchidae
Etymology
Compound from Dutch, Flemish spelen (play) + Dutch, Flemish vogel (bird, dude, cat, critter, person).
Origin
Dutch (Brabantic)
vogel
Gloss
bird, dude, cat, critter, person
Concept
Semantic Field
Animals
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
鳥
Emoji
🐓 🐔 🐣 🐤 🐥 🐦️ 🐧 🕊️ 🦃 🦅 🦆 🦉 🦚 🦜 🦢 🪶
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- fowl English
- aanspelen Dutch, Flemish
- aasvogel Dutch, Flemish
- afspelen Dutch, Flemish
- bespelen Dutch, Flemish
- geluksvogel Dutch, Flemish
- ijsvogel Dutch, Flemish
- inspelen Dutch, Flemish
- jazzvogel Dutch, Flemish
- kanarievogel Dutch, Flemish
- katvogel Dutch, Flemish
- klaarspelen Dutch, Flemish
- kraanvogel Dutch, Flemish
- langspeelplaat Dutch, Flemish
- lokvogel Dutch, Flemish
- loopvogel Dutch, Flemish
- neushoornvogel Dutch, Flemish
- olifantsvogel Dutch, Flemish
- ongeluksvogel Dutch, Flemish
- overspelen Dutch, Flemish
- paradijsvogel Dutch, Flemish
- pechvogel Dutch, Flemish
- pestvogel Dutch, Flemish
- peuterspeelzaal Dutch, Flemish
- prieelvogel Dutch, Flemish
- roofvogel Dutch, Flemish
- secretarisvogel Dutch, Flemish
- speelbaar Dutch, Flemish
- speelbal Dutch, Flemish
- speeldoos Dutch, Flemish
- speelfilm Dutch, Flemish
- speelgoed Dutch, Flemish
- speelhal Dutch, Flemish
- speelstad Dutch, Flemish
- speelster Dutch, Flemish
- speelstuk Dutch, Flemish
- speeltuig Dutch, Flemish
- spelen Dutch, Flemish
- speler Dutch, Flemish
- spelevaren Dutch, Flemish
- standvogel Dutch, Flemish
- stinkvogel Dutch, Flemish
- stootvogel Dutch, Flemish
- struisvogel Dutch, Flemish
- toespelen Dutch, Flemish
- trekvogel Dutch, Flemish
- valsspelen Dutch, Flemish
- vogel Dutch, Flemish
- vogelaar Dutch, Flemish
- vogelachtig Dutch, Flemish
- vogelbekdier Dutch, Flemish
- vogelfauna Dutch, Flemish
- vogelgriep Dutch, Flemish
- vogelhuis Dutch, Flemish
- vogelkenner Dutch, Flemish
- vogelkooi Dutch, Flemish
- vogelkunde Dutch, Flemish
- vogelmelk Dutch, Flemish
- vogelnest Dutch, Flemish
- vogelperspectief Dutch, Flemish
- vogelpest Dutch, Flemish
- vogelpik Dutch, Flemish
- vogelpoep Dutch, Flemish
- vogelspotter Dutch, Flemish
- vogelstruis Dutch, Flemish
- vogeltrek Dutch, Flemish
- vogelverschrikker Dutch, Flemish
- vogelvlucht Dutch, Flemish
- vogelvrij Dutch, Flemish
- vogelwichelaar Dutch, Flemish
- vogelwichelarij Dutch, Flemish
- vogelzaad Dutch, Flemish
- vuurvogel Dutch, Flemish
- waardvogel Dutch, Flemish
- walgvogel Dutch, Flemish
- watervogel Dutch, Flemish
- woordspeling Dutch, Flemish
- zangvogel Dutch, Flemish
- zwemvogel Dutch, Flemish
- spēlen Middle Dutch
- vōgel Middle Dutch
- speel Afrikaans
- voël Afrikaans
- vogel
- speler
- spelen
- ijsvogel
- lokvogel
- katvogel
- aasvogel
- afspelen
- speelbal
- vogelaar
- bespelen
- inspelen
- speelhal
- vogelpik
- toespelen
- vogelhuis
- vogelnest
- zangvogel
- walgvogel
- vogelmelk
- speelgoed
- vogelvrij
- vogelkooi
- vogelpest
- vogelzaad
- speelfilm
- speelbaar
- vuurvogel
- loopvogel
- speeldoos
- roofvogel
- pestvogel
- speeltuig
- aanspelen
- trekvogel
- vogelpoep
- speelstuk
- speelster
- jazzvogel
- zwemvogel
- speelstad
- pechvogel
- vogeltrek
- waardvogel
- spelevaren
- vogelgriep
- stootvogel
- overspelen
- watervogel
- standvogel
- vogelfauna
- stinkvogel
- valsspelen
- vogelkunde
- kraanvogel
- vogelachtig
- vogelkenner
- struisvogel
- vogelvlucht
- vogelstruis
- klaarspelen
- geluksvogel
- prieelvogel
- vogelspotter
- vogelbekdier
- woordspeling
- kanarievogel
- olifantsvogel
- paradijsvogel
- ongeluksvogel
- vogelwichelaar
- neushoornvogel
- langspeelplaat
- vogelwichelarij
- secretarisvogel
- peuterspeelzaal
- vogelperspectief
- vogelverschrikker