vogelspotter
Dutch (Brabantic)
/ˈvoː.ɣəlˌspɔ.tər/
noun
Definitions
- A birdwatcher.
Etymology
Affix from Dutch, Flemish vogel (bird, dude, cat, critter, person) + Dutch, Flemish spotten (mock).
Origin
Dutch (Brabantic)
spotten
Gloss
mock
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- fowl English
- aasvogel Dutch, Flemish
- bespotten Dutch, Flemish
- geluksvogel Dutch, Flemish
- ijsvogel Dutch, Flemish
- jazzvogel Dutch, Flemish
- kanarievogel Dutch, Flemish
- katvogel Dutch, Flemish
- kraanvogel Dutch, Flemish
- lokvogel Dutch, Flemish
- loopvogel Dutch, Flemish
- neushoornvogel Dutch, Flemish
- olifantsvogel Dutch, Flemish
- ongeluksvogel Dutch, Flemish
- paradijsvogel Dutch, Flemish
- pechvogel Dutch, Flemish
- pestvogel Dutch, Flemish
- prieelvogel Dutch, Flemish
- roofvogel Dutch, Flemish
- secretarisvogel Dutch, Flemish
- speelvogel Dutch, Flemish
- spot Dutch, Flemish
- spotprent Dutch, Flemish
- spotschrift Dutch, Flemish
- spotten Dutch, Flemish
- standvogel Dutch, Flemish
- stinkvogel Dutch, Flemish
- stootvogel Dutch, Flemish
- struisvogel Dutch, Flemish
- trekvogel Dutch, Flemish
- vogel Dutch, Flemish
- vogelaar Dutch, Flemish
- vogelachtig Dutch, Flemish
- vogelbekdier Dutch, Flemish
- vogelfauna Dutch, Flemish
- vogelgriep Dutch, Flemish
- vogelhuis Dutch, Flemish
- vogelkenner Dutch, Flemish
- vogelkooi Dutch, Flemish
- vogelkunde Dutch, Flemish
- vogelmelk Dutch, Flemish
- vogelnest Dutch, Flemish
- vogelperspectief Dutch, Flemish
- vogelpest Dutch, Flemish
- vogelpik Dutch, Flemish
- vogelpoep Dutch, Flemish
- vogelstruis Dutch, Flemish
- vogeltrek Dutch, Flemish
- vogelverschrikker Dutch, Flemish
- vogelvlucht Dutch, Flemish
- vogelvrij Dutch, Flemish
- vogelwichelaar Dutch, Flemish
- vogelwichelarij Dutch, Flemish
- vogelzaad Dutch, Flemish
- vuurvogel Dutch, Flemish
- waardvogel Dutch, Flemish
- walgvogel Dutch, Flemish
- watervogel Dutch, Flemish
- zangvogel Dutch, Flemish
- zwemvogel Dutch, Flemish
- spotten Middle Dutch
- vōgel Middle Dutch
- voël Afrikaans
- spot
- vogel
- spotten
- ijsvogel
- vogelaar
- lokvogel
- katvogel
- aasvogel
- vogelpik
- spotprent
- vuurvogel
- loopvogel
- vogelhuis
- roofvogel
- vogelnest
- zangvogel
- walgvogel
- pestvogel
- vogelmelk
- trekvogel
- bespotten
- vogelvrij
- vogelkooi
- vogelpoep
- jazzvogel
- zwemvogel
- vogelpest
- pechvogel
- vogelzaad
- vogeltrek
- waardvogel
- watervogel
- standvogel
- vogelfauna
- vogelgriep
- speelvogel
- stinkvogel
- stootvogel
- vogelkunde
- kraanvogel
- vogelachtig
- vogelkenner
- geluksvogel
- spotschrift
- prieelvogel
- struisvogel
- vogelvlucht
- vogelstruis
- vogelbekdier
- kanarievogel
- paradijsvogel
- olifantsvogel
- ongeluksvogel
- vogelwichelaar
- neushoornvogel
- vogelwichelarij
- secretarisvogel
- vogelperspectief
- vogelverschrikker