speelbaar
Dutch (Brabantic)
adj
Definitions
- playable
- performable
Etymology
Suffix from Dutch, Flemish spelen (play).
Origin
Dutch (Brabantic)
spelen
Gloss
play
Concept
Semantic Field
Speech and language
Ontological Category
Action/Process
Emoji
📽️ 🎴
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aanspelen Dutch, Flemish
- afspelen Dutch, Flemish
- bespelen Dutch, Flemish
- inspelen Dutch, Flemish
- klaarspelen Dutch, Flemish
- langspeelplaat Dutch, Flemish
- overspelen Dutch, Flemish
- peuterspeelzaal Dutch, Flemish
- speelbal Dutch, Flemish
- speeldoos Dutch, Flemish
- speelfilm Dutch, Flemish
- speelgoed Dutch, Flemish
- speelhal Dutch, Flemish
- speelstad Dutch, Flemish
- speelster Dutch, Flemish
- speelstuk Dutch, Flemish
- speeltuig Dutch, Flemish
- speelvogel Dutch, Flemish
- spelen Dutch, Flemish
- speler Dutch, Flemish
- spelevaren Dutch, Flemish
- toespelen Dutch, Flemish
- valsspelen Dutch, Flemish
- woordspeling Dutch, Flemish
- spēlen Middle Dutch
- speel Afrikaans