vogelstruis
Dutch (Brabantic)
/voː.ɣəl.strœy̯s/
noun
Definitions
- (archaic) ostrich
Etymology
Compound from Dutch, Flemish vogel (bird, dude, cat, critter, person) + Dutch, Flemish struis (ostrich)derived from Middle Dutch vogel struus derived from Latin avis strūthiō.
Origin
Latin
avis strūthiō
Gloss
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- fowl English
- avis strūthiō Latin
- aasvogel Dutch, Flemish
- geluksvogel Dutch, Flemish
- ijsvogel Dutch, Flemish
- jazzvogel Dutch, Flemish
- kanarievogel Dutch, Flemish
- katvogel Dutch, Flemish
- kraanvogel Dutch, Flemish
- lokvogel Dutch, Flemish
- loopvogel Dutch, Flemish
- neushoornvogel Dutch, Flemish
- olifantsvogel Dutch, Flemish
- ongeluksvogel Dutch, Flemish
- paradijsvogel Dutch, Flemish
- pechvogel Dutch, Flemish
- pestvogel Dutch, Flemish
- prieelvogel Dutch, Flemish
- roofvogel Dutch, Flemish
- secretarisvogel Dutch, Flemish
- speelvogel Dutch, Flemish
- standvogel Dutch, Flemish
- stinkvogel Dutch, Flemish
- stootvogel Dutch, Flemish
- struis Dutch, Flemish
- struisvogel Dutch, Flemish
- trekvogel Dutch, Flemish
- vogel Dutch, Flemish
- vogelaar Dutch, Flemish
- vogelachtig Dutch, Flemish
- vogelbekdier Dutch, Flemish
- vogelfauna Dutch, Flemish
- vogelgriep Dutch, Flemish
- vogelhuis Dutch, Flemish
- vogelkenner Dutch, Flemish
- vogelkooi Dutch, Flemish
- vogelkunde Dutch, Flemish
- vogelmelk Dutch, Flemish
- vogelnest Dutch, Flemish
- vogelperspectief Dutch, Flemish
- vogelpest Dutch, Flemish
- vogelpik Dutch, Flemish
- vogelpoep Dutch, Flemish
- vogelspotter Dutch, Flemish
- vogeltrek Dutch, Flemish
- vogelverschrikker Dutch, Flemish
- vogelvlucht Dutch, Flemish
- vogelvrij Dutch, Flemish
- vogelwichelaar Dutch, Flemish
- vogelwichelarij Dutch, Flemish
- vogelzaad Dutch, Flemish
- vuurvogel Dutch, Flemish
- waardvogel Dutch, Flemish
- walgvogel Dutch, Flemish
- watervogel Dutch, Flemish
- zangvogel Dutch, Flemish
- zwemvogel Dutch, Flemish
- vogel struus Middle Dutch
- vōgel Middle Dutch
- volstruis Afrikaans
- voël Afrikaans
- vogel
- struis
- ijsvogel
- vogelaar
- lokvogel
- katvogel
- aasvogel
- vogelpik
- vuurvogel
- loopvogel
- vogelhuis
- roofvogel
- vogelnest
- zangvogel
- walgvogel
- pestvogel
- vogelmelk
- trekvogel
- vogelvrij
- vogelkooi
- vogelpoep
- jazzvogel
- zwemvogel
- vogelpest
- pechvogel
- vogelzaad
- vogeltrek
- waardvogel
- watervogel
- standvogel
- vogelfauna
- vogelgriep
- speelvogel
- stinkvogel
- stootvogel
- vogelkunde
- kraanvogel
- vogelachtig
- vogelkenner
- geluksvogel
- prieelvogel
- struisvogel
- vogelvlucht
- vogelbekdier
- vogelspotter
- kanarievogel
- paradijsvogel
- olifantsvogel
- ongeluksvogel
- vogelwichelaar
- neushoornvogel
- vogelwichelarij
- secretarisvogel
- vogelperspectief
- vogelverschrikker