meedoen
Dutch (Brabantic)
verb
Definitions
- to take part, participate
Etymology
Compound from Dutch, Flemish mee (with, along, together) + Dutch, Flemish doen (do).
Origin
Dutch (Brabantic)
doen
Gloss
do
Concept
Semantic Field
Basic actions and technology
Ontological Category
Action/Process
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- mittun German
- tun German
- aandoen Dutch, Flemish
- afdoen Dutch, Flemish
- bedoen Dutch, Flemish
- boetedoening Dutch, Flemish
- dichtdoen Dutch, Flemish
- doen Dutch, Flemish
- doener Dutch, Flemish
- doenlijk Dutch, Flemish
- dooddoener Dutch, Flemish
- maldoenerij Dutch, Flemish
- mee Dutch, Flemish
- mee-eten Dutch, Flemish
- mee-eter Dutch, Flemish
- meebetalen Dutch, Flemish
- meebrengen Dutch, Flemish
- meecalculeren Dutch, Flemish
- meedelen Dutch, Flemish
- meedenken Dutch, Flemish
- meedingen Dutch, Flemish
- meegaan Dutch, Flemish
- meehelpen Dutch, Flemish
- meekomen Dutch, Flemish
- meeleveren Dutch, Flemish
- meelopen Dutch, Flemish
- meemaken Dutch, Flemish
- meenemen Dutch, Flemish
- meerekenen Dutch, Flemish
- meetronen Dutch, Flemish
- meevallen Dutch, Flemish
- meewarig Dutch, Flemish
- meewerken Dutch, Flemish
- meezingen Dutch, Flemish
- misdoen Dutch, Flemish
- nadoen Dutch, Flemish
- onderdoen Dutch, Flemish
- ontdoen Dutch, Flemish
- opdoen Dutch, Flemish
- opendoen Dutch, Flemish
- overdoen Dutch, Flemish
- toedoen Dutch, Flemish
- uitdoen Dutch, Flemish
- verdoen Dutch, Flemish
- voldoen Dutch, Flemish
- voordoen Dutch, Flemish
- wegdoen Dutch, Flemish
- weldoener Dutch, Flemish
- doen Middle Dutch
- doen Afrikaans
- mee Afrikaans
- mee
- doen
- opdoen
- nadoen
- doener
- bedoen
- afdoen
- meegaan
- toedoen
- aandoen
- misdoen
- uitdoen
- voldoen
- verdoen
- wegdoen
- ontdoen
- mee-eten
- opendoen
- meenemen
- overdoen
- meewarig
- meemaken
- meelopen
- voordoen
- mee-eter
- meekomen
- meedelen
- doenlijk
- dichtdoen
- onderdoen
- meedingen
- meewerken
- meehelpen
- meetronen
- meevallen
- weldoener
- meezingen
- meedenken
- meebetalen
- meebrengen
- meerekenen
- dooddoener
- meeleveren
- maldoenerij
- boetedoening
- meecalculeren