meebetalen
Dutch (Brabantic)
verb
Definitions
- to pay one's share of the cost
Etymology
Compound from Dutch, Flemish mee (with, along, together) + Dutch, Flemish betalen (pay).
Origin
Dutch (Brabantic)
betalen
Gloss
pay
Concept
Semantic Field
Possession
Ontological Category
Action/Process
Kanji
払
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- afbetalen Dutch, Flemish
- betaalbaar Dutch, Flemish
- betaalbewijs Dutch, Flemish
- betaalmeester Dutch, Flemish
- betaalmiddel Dutch, Flemish
- betaalmuur Dutch, Flemish
- betalen Dutch, Flemish
- betaler Dutch, Flemish
- betaling Dutch, Flemish
- mee Dutch, Flemish
- mee-eten Dutch, Flemish
- mee-eter Dutch, Flemish
- meebrengen Dutch, Flemish
- meecalculeren Dutch, Flemish
- meedelen Dutch, Flemish
- meedenken Dutch, Flemish
- meedingen Dutch, Flemish
- meedoen Dutch, Flemish
- meegaan Dutch, Flemish
- meehelpen Dutch, Flemish
- meekomen Dutch, Flemish
- meeleveren Dutch, Flemish
- meelopen Dutch, Flemish
- meemaken Dutch, Flemish
- meenemen Dutch, Flemish
- meerekenen Dutch, Flemish
- meetronen Dutch, Flemish
- meevallen Dutch, Flemish
- meewarig Dutch, Flemish
- meewerken Dutch, Flemish
- meezingen Dutch, Flemish
- onderbetaald Dutch, Flemish
- onderbetalen Dutch, Flemish
- talen Dutch, Flemish
- uitbetalen Dutch, Flemish
- betalen Middle Dutch
- betaal Afrikaans
- mee Afrikaans
- mee
- talen
- meegaan
- meedoen
- betalen
- betaler
- mee-eten
- betaling
- meenemen
- meewarig
- meemaken
- meelopen
- mee-eter
- meekomen
- meedelen
- afbetalen
- meedingen
- meewerken
- meehelpen
- meedenken
- meetronen
- meevallen
- meezingen
- meebrengen
- uitbetalen
- betaalmuur
- betaalbaar
- meerekenen
- meeleveren
- betaalbewijs
- betaalmiddel
- onderbetalen
- onderbetaald
- meecalculeren
- betaalmeester