mee-eter
Dutch (Brabantic)
/ˈmeːˌeː.tər/
noun
Definitions
- A blackhead, a comedo.
Etymology
Affix from Dutch, Flemish mee (with, along, together) + Dutch, Flemish eten (eat, food, meal)+ Dutch, Flemish er (there, agent suffix).
Origin
Dutch (Brabantic)
er
Gloss
there, agent suffix
Concept
Semantic Field
Miscellaneous function words
Ontological Category
Other
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- WAO'er Dutch, Flemish
- aaseter Dutch, Flemish
- avondeten Dutch, Flemish
- druiper Dutch, Flemish
- eetappel Dutch, Flemish
- eetbui Dutch, Flemish
- eetgewoonte Dutch, Flemish
- eethuis Dutch, Flemish
- eetlust Dutch, Flemish
- eetpiraat Dutch, Flemish
- eetrijp Dutch, Flemish
- eetstokje Dutch, Flemish
- eetstoornis Dutch, Flemish
- eetwaar Dutch, Flemish
- er Dutch, Flemish
- erheen Dutch, Flemish
- eruitzien Dutch, Flemish
- eten Dutch, Flemish
- etensbak Dutch, Flemish
- etenstijd Dutch, Flemish
- etenswaar Dutch, Flemish
- eterij Dutch, Flemish
- mee Dutch, Flemish
- mee-eten Dutch, Flemish
- meebetalen Dutch, Flemish
- meebrengen Dutch, Flemish
- meecalculeren Dutch, Flemish
- meedelen Dutch, Flemish
- meedenken Dutch, Flemish
- meedingen Dutch, Flemish
- meedoen Dutch, Flemish
- meegaan Dutch, Flemish
- meehelpen Dutch, Flemish
- meekomen Dutch, Flemish
- meeleveren Dutch, Flemish
- meelopen Dutch, Flemish
- meemaken Dutch, Flemish
- meenemen Dutch, Flemish
- meerekenen Dutch, Flemish
- meetronen Dutch, Flemish
- meevallen Dutch, Flemish
- meewarig Dutch, Flemish
- meewerken Dutch, Flemish
- meezingen Dutch, Flemish
- middageten Dutch, Flemish
- opeten Dutch, Flemish
- overeten Dutch, Flemish
- rietdekker Dutch, Flemish
- uiteraard Dutch, Flemish
- venusjanker Dutch, Flemish
- vreten Dutch, Flemish
- woordvoerder Dutch, Flemish
- ēten Middle Dutch
- eet Afrikaans
- mee Afrikaans
- er
- mee
- eten
- vreten
- WAO'er
- opeten
- eterij
- erheen
- eetbui
- meegaan
- eetlust
- meedoen
- eethuis
- eetrijp
- eetwaar
- aaseter
- druiper
- etensbak
- mee-eten
- meenemen
- eetappel
- meewarig
- meemaken
- meelopen
- meekomen
- meedelen
- overeten
- etenstijd
- etenswaar
- eruitzien
- uiteraard
- meedingen
- meewerken
- meehelpen
- eetpiraat
- eetstokje
- meetronen
- meevallen
- avondeten
- meezingen
- meedenken
- rietdekker
- meebetalen
- meebrengen
- middageten
- meerekenen
- meeleveren
- eetstoornis
- venusjanker
- eetgewoonte
- woordvoerder
- meecalculeren