lijftocht
Dutch (Brabantic)
/ˈlɛi̯f.tɔxt/
noun
Definitions
- (historical) usufruct, especially of real estate
- (archaic) food and drink, proviand
Etymology
Inherited from Middle Dutch lijftocht compound from Dutch, Flemish lijf (body) + Dutch, Flemish tocht (trip, journey, expedition, small waterway in a polder, march).
Origin
Dutch (Brabantic)
tocht
Gloss
trip, journey, expedition, small waterway in a polder, march
Concept
Semantic Field
Motion
Ontological Category
Action/Process
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- Elfstedentocht Dutch, Flemish
- aantocht Dutch, Flemish
- achterlijf Dutch, Flemish
- achtertocht Dutch, Flemish
- ademtocht Dutch, Flemish
- aflijvig Dutch, Flemish
- aftocht Dutch, Flemish
- boottocht Dutch, Flemish
- borgtocht Dutch, Flemish
- bovenlijf Dutch, Flemish
- doortocht Dutch, Flemish
- fietstocht Dutch, Flemish
- hartstocht Dutch, Flemish
- inlijven Dutch, Flemish
- intocht Dutch, Flemish
- keurslijf Dutch, Flemish
- krijgstocht Dutch, Flemish
- kroegentocht Dutch, Flemish
- kruistocht Dutch, Flemish
- leeftocht Dutch, Flemish
- lijf Dutch, Flemish
- lijfarts Dutch, Flemish
- lijfeigen Dutch, Flemish
- lijfsbehoud Dutch, Flemish
- lijfsgemeenschap Dutch, Flemish
- lijfspreuk Dutch, Flemish
- lijfwacht Dutch, Flemish
- lijvig Dutch, Flemish
- molentocht Dutch, Flemish
- plundertocht Dutch, Flemish
- sledetocht Dutch, Flemish
- speurtocht Dutch, Flemish
- strooptocht Dutch, Flemish
- terugtocht Dutch, Flemish
- tocht Dutch, Flemish
- tochtgenoot Dutch, Flemish
- tochtig Dutch, Flemish
- uittocht Dutch, Flemish
- veldtocht Dutch, Flemish
- wandeltocht Dutch, Flemish
- zoektocht Dutch, Flemish
- zwaarlijvig Dutch, Flemish
- *tuhtiz Proto-Germanic
- togt Danish
- lijf Middle Dutch
- lijftocht Middle Dutch
- tocht Middle Dutch
- lyf Afrikaans
- lijf
- tocht
- lijvig
- tochtig
- intocht
- aftocht
- aantocht
- uittocht
- lijfarts
- aflijvig
- inlijven
- veldtocht
- borgtocht
- lijfwacht
- doortocht
- keurslijf
- lijfeigen
- leeftocht
- zoektocht
- ademtocht
- bovenlijf
- boottocht
- speurtocht
- kruistocht
- achterlijf
- sledetocht
- lijfspreuk
- fietstocht
- terugtocht
- hartstocht
- molentocht
- strooptocht
- tochtgenoot
- achtertocht
- lijfsbehoud
- krijgstocht
- zwaarlijvig
- wandeltocht
- kroegentocht
- plundertocht
- Elfstedentocht
- lijfsgemeenschap