wijnboer
Dutch (Brabantic)
/ˈʋɛimbuːr/
noun
Definitions
- owner of a vineyard
Etymology
Compound from Dutch, Flemish wijn (wine, wijn) + Dutch, Flemish boer (farmer, peasant, burp, merchant).
Origin
Dutch (Brabantic)
boer
Gloss
farmer, peasant, burp, merchant
Concept
Semantic Field
Agriculture and vegetation
Ontological Category
Person/Thing
Emoji
👨🌾 👩🌾
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- boor English
- appelwijn Dutch, Flemish
- bisschopswijn Dutch, Flemish
- boer Dutch, Flemish
- boeren Dutch, Flemish
- boerenbedrieger Dutch, Flemish
- boerenbedrog Dutch, Flemish
- boerendeur Dutch, Flemish
- boerenjongen Dutch, Flemish
- boerenkaas Dutch, Flemish
- boerenknecht Dutch, Flemish
- boerenkool Dutch, Flemish
- boerenland Dutch, Flemish
- boerenleven Dutch, Flemish
- boerenlul Dutch, Flemish
- boerenmeid Dutch, Flemish
- boerenomelet Dutch, Flemish
- boerenplaats Dutch, Flemish
- boerenpummel Dutch, Flemish
- boerenslimheid Dutch, Flemish
- boerenstand Dutch, Flemish
- boerenstiel Dutch, Flemish
- boerenzoon Dutch, Flemish
- boerenzwaluw Dutch, Flemish
- boerin Dutch, Flemish
- braakwijn Dutch, Flemish
- brandewijn Dutch, Flemish
- bubbelwijn Dutch, Flemish
- bulleboer Dutch, Flemish
- dadelwijn Dutch, Flemish
- herenboer Dutch, Flemish
- kippenboer Dutch, Flemish
- kolenboer Dutch, Flemish
- kraamwijn Dutch, Flemish
- melkboer Dutch, Flemish
- miswijn Dutch, Flemish
- ooftwijn Dutch, Flemish
- palmwijn Dutch, Flemish
- rijstwijn Dutch, Flemish
- schuimwijn Dutch, Flemish
- suikerboer Dutch, Flemish
- veeboer Dutch, Flemish
- visboer Dutch, Flemish
- vruchtenwijn Dutch, Flemish
- wijn Dutch, Flemish
- wijnazijn Dutch, Flemish
- wijnberg Dutch, Flemish
- wijnbouw Dutch, Flemish
- wijnfles Dutch, Flemish
- wijngaard Dutch, Flemish
- wijnglas Dutch, Flemish
- wijnhandelaar Dutch, Flemish
- wijnhelling Dutch, Flemish
- wijnhuis Dutch, Flemish
- wijnjaar Dutch, Flemish
- wijnkelder Dutch, Flemish
- wijnoogst Dutch, Flemish
- wijnpers Dutch, Flemish
- wijnrank Dutch, Flemish
- wijnrood Dutch, Flemish
- wijnruit Dutch, Flemish
- wijnsteen Dutch, Flemish
- wijnvlek Dutch, Flemish
- witte wijn Dutch, Flemish
- *bʰuH- Proto-Indo-European
- boer Norwegian Bokmål
- *būraz Proto-Germanic
- boar Norwegian Nynorsk
- boer Danish
- bure Middle Dutch
- wijn Middle Dutch
- boer Afrikaans
- wyn Afrikaans
- buru Sranan Tongo
- wijn
- boer
- boeren
- boerin
- miswijn
- veeboer
- visboer
- wijnrank
- wijnfles
- wijnhuis
- wijnpers
- wijnglas
- wijnvlek
- palmwijn
- wijnbouw
- wijnberg
- wijnruit
- melkboer
- wijnjaar
- wijnrood
- ooftwijn
- kraamwijn
- kolenboer
- appelwijn
- wijnsteen
- braakwijn
- wijngaard
- herenboer
- wijnoogst
- rijstwijn
- boerenlul
- wijnazijn
- bulleboer
- dadelwijn
- schuimwijn
- witte wijn
- suikerboer
- kippenboer
- boerenkaas
- boerendeur
- boerenkool
- brandewijn
- boerenmeid
- boerenzoon
- boerenland
- wijnkelder
- bubbelwijn
- boerenstand
- wijnhelling
- boerenstiel
- boerenleven
- boerenpummel
- boerenplaats
- boerenomelet
- vruchtenwijn
- boerenjongen
- boerenbedrog
- boerenknecht
- boerenzwaluw
- bisschopswijn
- wijnhandelaar
- boerenslimheid
- boerenbedrieger